Reisverhaal «Op weg in Georgië»
Georgië
|
Georgië
|
0 Reacties
10 Mei 2022
-
Laatste Aanpassing 10 Mei 2022
Zelden heb ik een land bezocht dat nog zo in wording is en probeert af te rekenen met een recent verleden van zware corruptie, oorlog en uitbuiting. Hier wordt hardop gedroomd over een toetreding tot de EU en NAVO, terwijl je in Gori het Stalinmuseum kan bezoeken. De nog vrij recente antidemocratische wandaden van de onderdrukker en massamoordenaar worden hier nog steeds gebricoleerd tot haast afgoderij. Om grote, moderne constructiewerken te verwezenlijken is er geld nodig dat Georgië zelf niet heeft. Grootmacht China en oliestaten zoals Dubai zijn ijverig in het financieren en verder uitbouwen van handelswegen en havens. Ook de vlag van de Europese Unie zie ik regelmatig wapperen. Projecten waar Georgiërs zelf aan beginnen vallen vaak stil door overmoed en een tekort aan geld. Ze vervallen tot onafgewerkte verlaten ruwbouwconstructies, betonnen of ijzeren skeletten die het landschap ontsieren. In snel tempo rijzen de modernste wolkenkrabbers op, die de skyline van de grotere steden moeten upgraden. Ze worden neergepoot tussen verkrotte woonblokken, die gebouwd werden door het communistische regime om de toenmalige vele arbeiders te huisvesten. Welke plek gaat de niet zo rijke Georgiër krijgen in de toekomst van dit getraumatiseerde land? Er leeft een zekere hunkering naar de Sovjettijd, waar je exact wist wat er van je verwacht werd, waar je zelf ook wist wat je kon verwachten: niet veel, maar toch bood dat een enigszins comfortabele zekerheid. Velen zitten vast in een wachten op beter. Terug oppikken waar Georgië was gebleven voor de inval van Rusland zou je terug slingeren naar de middeleeuwen. En dat is waar je soms exact lijkt te belanden als je de vrij moderne steden achter je laat. In het onderweg zijn, passeren we vaak dorpjes waar veehoeders wonen in houten huizen met leien daken. Langs de kant van de snelweg bieden ze voor een spotprijs de lekkerste lokale producten aan. Het leven is er hard, de wegen modderig en smal. Ze maken verrukkelijke kazen en koken met verse groenten uit eigen tuin. De zelfgestookte chacha is hun grote trots en vloeit rijkelijk. Georgiërs komen afstandelijk over, maar als blijkt dat je de moeite hebt gedaan om een paar woorden Georgisch te leren, sluiten ze je in hun hart. Ook landschappelijk is het een land van uitersten. Het is erg klein, met een oppervlakte amper twee keer dat van België. Toch kan je vanuit de redelijk centraal gelegen hoofdstad Tbilisi gemakkelijk in een paar uren rijden de Hoge Kaukasus bereiken, met pieken boven de vijfduizend meter. In even veel tijd sta je uit te waaien aan het keienstrand van de Zwarte Zee of rij je de dorre, eindeloos lijkende steppe in. Georgië ligt duidelijk op een snijpunt tussen oost en west, maar nog snijdender lijkt mij het breekpunt tussen vroeger en nu.
Tbilisi
Wegens corona is de metro en de kabelbaan gesloten en moeten wij Tbilisi dus helemaal te voet verkennen. Gelukkig is het een vrij compacte en heel afwisselende stad. Het is zalig om rond te kuieren langs statige boulevards met grootse stalinistische overheidsgebouwen of wat te verdwalen in een doolhof aan steegjes tussen verkrotte, deels weggezakte gebouwen. Veel van de huizen met elegante gietijzeren balkonnetjes moeten ooit prachtig geweest zijn. Er zijn nog restanten te zien van rijkelijk versierd stucwerk. Zelfs de meest gammele huizen vertonen teken van leven zoals kledij die te drogen hangt, een gevuld voederbakje voor de huiskat of mooi verzorgde planten. Aan veel gevels hangen nog provisorisch aangesloten kabels, die in de Sovjettijd gebruikt werden om stroom af te tappen van de straatverlichting. Voor de meeste inwoners van Tbilisi was dit tot in de jaren negentig de enige manier om aan elektriciteit te komen. Aan de Sioni kerk wonen we buiten een orthodoxe mis bij. De vrouwen en ook erg jonge meisjes dragen een lange rok en bedekken hun haar met een kapje. Er hangt een erg devote sfeer, waar ook ik een beetje stil van word. Mensen bidden vol overgave met dicht geknepen ogen. Ik vraag me af of Georgiërs altijd zo religieus zijn of dit versterkt wordt door de coronacrisis.
Het Orbeliani badhuis heeft een Moors aandoende gevel die bekleed is met fijn mozaïekwerk. Hier begint de klim naar het Narikala fort. We passeren de botanische tuinen waar volop kinderen met kleurrijke ballonnen aan het rondrennen zijn. De ouders dragen volgeladen picknickmanden. Helemaal bovenaan aangekomen, klimmen we de afbrokkelende ruïnemuren op via steile trappen. De ganse muur kan zo afgewandeld worden. Je kan je best niet te hard laten afleiden door het weidse mooie uitzicht over Tbilisi en de omliggende heuvels. Georgische monumenten worden niet zo goed onderhouden en beveiligd. Nergens hangen hier verbodsborden of aanwijzingen van wat wel of niet mag. Te gevaarlijke muurpassages zijn niet afgesloten, één misstap en je valt de dieperik in.
Hoog in de flank van de heuvel volgen we een wandelpad dat ons naar Kartlis Deda brengt, een twintig meter hoog aluminium standbeeld. Moeder Georgië is een stevig gespierde vrouw met klassiek Grieks profiel en kijkt waakzaam uit over de stad. Ze houdt een wijnbeker hoog in de lucht en in de andere hand houdt ze een zwaard vast. Zo staat ze symbool voor het strijdvaardige en gastvrije Georgische volk. Verderop in de heuvel kan je de top van de Mtatsminda bereiken. Bovenop staat een opvallende televisietoren, die vanaf zonsondergang verlicht wordt in de meest felle kleuren. Er is ook een sjiek restaurant, gebouwd in stalinistische stijl met weids panorama en een attractiepark, eerder een permanente kermis. Terwijl we van het uitzicht genieten, delen we een beker popcorn en slurp ik een te sterk gesuikerde, iets te felroze milkshake op. We wandelen langs de attractie Jurrasic Parc, met grommende standbeelden van dinosaurussen, langs het eenzame opblaaszwembad met groen water erin, tot aan het reuzenrad. We kopen een ticketje om ons een rondje te laten meevoeren om nog hoger te geraken, verder te kunnen kijken. Het park is erg rustig. Er lopen enkel wat enthousiaste Georgiërs rond. ‘s Avonds na het avondeten klimmen we de heuvel terug omhoog, maar nu naar het klooster van de Transfiguratie. Vroeger lag het mooiste uitzicht een beetje lager, maar dat plekje wordt nu volgebouwd met luxe appartementen door Israëlische vastgoedbedrijven. De huizen achter deze betonnen mastodonten zijn niet meer dan koterijen. Wat gaat er van deze bewoners worden? Het wordt geen spectaculaire zonsondergang, daar is het te mooi weer voor. Toch genieten we urenlang van het uitzicht op het sfeervol verlichte fort Narikala, met daarachter de chaotische mikmak aan gebouwen van Tbilisi. Het is opvallend hoeveel orthodoxe kerkjes we kunnen tellen. In het pikkedonker dalen we over steile geitenpaadjes voorzichtig af naar de stad.
Gori
De derde dag in Georgië wordt onze gehuurde 4WD Nissan Pajero naar ons appartement gebracht en rijden we Tbilisi uit richting Gori. Het verkeer is voor ons pure chaos. We weten niet welke verkeersregels de Georgiërs onderling hebben afgesproken. De hoofdregel is hier, denken we, als je kan rijden, moet je rijden! En stoppen en iemand vriendelijk doorlaten is voor watjes en maakt dat je zelf blijft vast staan. In het verkeer komt eerder de Georgische strijdvaardigheid dan de gastvrijheid boven. We stoppen aan de Chronicles of Georgia, een monument dat een indrukwekkend uitzicht biedt op Sovjetblokken, opgetrokken in de stadsrand van Tbilisi. De donkere lucht hangt vol met zware regenwolken en kleurt de omgeving in een troosteloos grijs.
De snelweg richting Kutaisi is nog volop in aanbouw. Op de infoborden van de projectontwikkelaar staan vooral Chinese tekens gedrukt. Lange viaducten worden verbonden met uitgegraven tunnels. Alles om goederen op een zo snel mogelijke manier door het Georgische heuvellandschap naar de havens aan de Zwarte Zee te kunnen vervoeren. De oude weg, die nu nog iedereen moet nemen, kronkelt onder al die grote betonnen constructies en tussen kleine gehuchtjes. Langs de kant van de weg kan je stoppen om souvenirs, vers fruit, groenten en kaas te kopen. Eens je de twijfel over voedselvergiftigingen en hygiëne achterwege laat, besef je dat het niet verser en lekkerder wordt dan dit. De inkomsten van deze handelaartjes en restauranthouders zullen wegvallen wanneer dit grootse project voltooid wordt.
In de late namiddag komen we aan in Gori, de geboortestad van Stalin. In het niet zo interessante stadje is een museum te vinden, ter nagedachtenis, of beter gezegd ter devotie aan deze dictator. Via zijn geboortehuis, waar een soort Griekse tempel boven en rond gebouwd is om de houten constructie tegen de weerselementen te beschermen, bereiken we een paleis. In één van de deuren blijkt het ticket office te zijn. Niemand is vriendelijk. Drie mannen in uniform tokkelen wat op een computer. Een vrouw met badge loopt er wat tussen en informeert ons in Engels dat er enkel gidsbeurten zijn voor groepen; en twee mensen zijn helaas geen groep. We kuieren dus wat op onszelf rond door het grote gebouw, waar vooral foto’s, portretten en brieven tentoongesteld worden. Heel zelden vinden we een woordje in het Engels. Het overgrote deel van het “museum” is pure propaganda. In een klein kamertje rechts van de monumentale centrale trappenhal, zo geplaatst dat je er erg gemakkelijk aan voorbij kan wandelen, toont een objectievere visie op Stalin en zijn terreurregime. Op het museumterrein staat de trein die Stalin tijdens en na WOII naar de conferenties van Teheran, Potsdam en Jalta heeft gebracht. Om hem te bezoeken, moeten we een medewerker vinden die deze wil openen, weet een souvenirverkoper ons te vertellen. Na een kwartier rondvragen en wachten, daagt een oude dame op die de sleutel van de trein bewaart. Ze opent de deur van de voorste wagon. Deze heeft een cabine en slaapplaats voor de machinist. Een volgende wagon is Stalins privé badkamer. Daarna komt nog Stalins slaap- en werkwagon. Daaropvolgend een kabinet dat slaapplek biedt aan nog eens 4 medewerkers en tenslotte is er de eetzaalwagon, uitgerust met airco en een communicatieradio. Ook voor het geboortehuis heeft deze museummedewerker een sleutel. Ze toont ons het sobere interieur van het hutje. Ze drukt ons op het hart dat dit een huurhuis was en dat de arme Stalin tot op het einde van zijn leven geen enkel eigen bezit had, laat staan een huis. De arme stakker...?
De bergen in
Onderweg naar Ushgulli bezoeken we het Motsameta en Gelati klooster. Het eerste is de stop waard vanwege de prachtige ligging op een heuvelklif. Je hebt er een weids uitzicht over beboste heuvels rondom een wilde kloof. Het Gelati klooster heeft een heel mooie koepel, fresco’s en interieur. Op het platteland zien we regelmatig intacte standbeelden van Stalin en andere Sovjetmonumenten langs de kant van de weg. Het is erg bevreemdend dat deze misdadiger nog steeds zo'n prominente plek krijgt. Het begint al te schemeren als we via de onverharde route 15, die ons door enkele gehuchtjes leidt de Zagaro-pas naderen. De aarden weg is in een modderpoel veranderd. Het moeilijkste offroad stuk moeten we vermoeid en in het donker doorploeteren. Wanneer we Ushgulli bereiken is het ondertussen pikkedonker. Op ons buikgevoel rijden we het eerste en beste steegje in waar toevallig Guesthouse Buba is. Gelukkig loopt er nog iemand rond om ons binnen te laten en is er nog slaapplek. De slaapkamers doen me wat denken aan de betere Nepal-lodges, houten koterijen, volledig gevuld met enkel een bed. De badkamer is op het andere einde van de gang en delen we met de gastfamilie. Het is een kamertje van vier vierkante meter waarin de wc, lavabo en douche zonder afscheidingen of douchegordijnen geïnstalleerd zijn. Omdat we zo laat zijn aangekomen vraag ik wat beschaamd of het mogelijk is om nog iets te eten. We worden vriendelijk aan de familietafel uitgenodigd en krijgen een halve liter zelfgestookte rode wijn voorgeschoteld. Om de haverklap worden er hapjes en schotels bij op tafel gezet; een salade met verrukkelijke tomaten en komkommers, gekookte eieren, zelfgebakken brood, kaasbrood, ingelegde groenten, pittige dipsaus, yoghurt, zelfgemaakte confituur en noedelsoep.
Ik heb zalig geslapen en word wakker van het zonlicht. Als ontbijt krijg ik alles dat we gisteren niet hebben opgegeten. Wanneer ik aan mijn tweede kop koffie bezig ben, stapt Igor binnen. Hij is al voor zonsopgang erop uitgetrokken om foto’s te nemen. Na het ontbijt maken we samen nog een rondwandeling langs de oude torens en kerkjes. De imposante berg Shkhara is de hoogste berg van Georgië (5.201 mbz). Zijn besneeuwde top en steile gletsjer domineren de lieflijke vallei.
Later die dag vertrekken we naar Mestia, het grootste bergdorpje in Svaneti. We rijden over erg smalle en modderige aarden wegen. Regelmatig moeten we een bergrivier doorwaden die langs de steile bergflank als een waterval op onze weg stort. Vanuit de enorme plas die hierdoor ontstaat, stort het water nog dieper de afgrond in, vlak naast ons. Daar vervoegt al dit smeltwater de Mulkhura, die wild schuimend door de kloof stroomt. In Mestia slapen we in Guesthouse Maria. ‘s Avonds rijden we met onze 4WD de Ughviri-pas op. Daar koken we een snelle hap terwijl we genieten van de zonsondergang.
Zaza, de klusjesman van het hostel is de volgende ochtend onze taxichauffeur en brengt ons naar Mazeri. Daar beginnen we aan onze bivaktocht, die ons via de Guli-pas en Koruldi Lakes in twee dagen stappen terug in Mestia brengt.Vanuit het dorpje met enkele huizen volgen we de Guli rivier stroomopwaarts. De inwoners van Mazeri steken ons nog wat vers geplukte appels toe. Om bovenop de pas te geraken moeten we bijna 1.400 hoogtemeters overwinnen. Het pad is steil en onduidelijk. Ik ben blij dat we een gps-track hebben. De uitzichten, vooral op de besneeuwde top van de indrukwekkende Ushba, zijn prachtig. Onze trekkersrugzakken voelen onwennig zwaar aan en het is broeierig warm. Regelmatig neem ik even een pauze om wat op adem te komen. Op de Guli-pas halen we onze lunch boven terwijl we genieten van een weids uitzicht op de Kaukasus. Ik laat mijn sokken drogen in de felle zon en verkoelende wind. Tijdens de afdaling komen we in moeilijker terrein terecht. De paden zijn erg uitgesleten en steil, de wanden zanderig onstabiel en onderhevig aan landslides. Terwijl ik voorzichtig een bergstroom via meegesleurde bomen probeer over te kruipen, valt onze wandelkaart uit mijn broekzak het water in. Gelukkig blijft ze iets verderop steken achter een tak en is ze waterproof. Als we laat in de namiddag op het 4WD track terecht komen, gaan we niet naar beneden, naar Mestia. Wij beginnen aan een laatste klim richting de bivakplek aan de Koruldi Lakes. Het begint al te schemeren als we de meertjes bereiken. Terwijl ik de tent opzet, onze spullen installeer en kook, zoekt Igor een geschikte plek om de zonsondergang te fotograferen. Twee spelende honden blijven in mijn buurt in de hoop wat eten te krijgen.
Ik word vroeg wakker tijdens de prachtige zonsopgang. Er hangen mooie volle wolken in de rozige lucht. Enkele regendruppels verstoren de perfecte weerspiegeling van de omliggende bergen in het meertje. Er staan nog drie andere tentjes. Ik heb goed geslapen, hoewel de twee honden me zo nu en dan hebben wakker gegromd. Ik voel me wat gerecupereerd om aan de lange afdaling naar Mestia te beginnen. We zijn niet ziek geworden van ons eten gisterenavond, dat we hebben klaar gemaakt met groenig water uit het grootste meer. Toch beslissen we om geen warm ontbijt te maken. Ik eet een laatste helft van mijn snickers en drink een paar slokken water, dat we gisteren nog uit een bergstroom hebben gefilterd. Het inpakken verloopt vlot terwijl ik de tijd neem om te genieten van het bijna 360° panorama van besneeuwde bergtoppen. De meest spitse bergkammen zouden niet misstaan in het indrukwekkende bergmassief Dolomieten. Het eerste gedeelte van de afdaling loopt over ietwat saaie jeeppaden. De mooie uitzichten maken veel goed. Vanaf het uitkijkplatform aan Mestia Cross hebben we een uitzicht over de vallei met zijn verdedigingstorens. Het laatste gedeelte bergaf wordt erg steil, met losliggend grind en rollende stenen onder onze schoenen. Soms komen we in een rotsig couloir terecht. Het pad gaat over in een bredere weg, maar blijft heel uitdagend door de steilte. Onze knieën doen zeer van het urenlang drammen en we worden gestaag ingehaald door een grootmoeder die haar twee kleinkinderen naar school brengt. Rond 11u staan we terug aan Maria's guesthouse. We besluiten hier nog een nachtje te blijven slapen. Deze keer nemen we een goedkopere kamer zonder eigen badkamer zodat we geen last hebben van de stank van de verstopte sifons.
De volgende dag rijden we op het gemakje terug richting Ushguli, de pas over. Er is een regendag voorspeld. De wolken hangen laag, sluipen traag de besneeuwde toppen over, glijden zachtjes de valleien in over de beboste hellingen. De kleurrijke herfst kruipt langzaam en geduldig in de bladeren, heide en grassen. Geen regen, wel de beste vergezichten, de zachtste kleuren. In Ushguli zijn de flanken onderaan de sneeuwtoppen lichtjes bij gepoeierd met verse sneeuw. De top van de Shkhara ligt verholen achter een dik pak witte wolken, dat daar roerloos hangt te hangen. Ik denk dan ook niet dat we de berg vandaag te zien gaan krijgen. Het zonlicht valt in een enkele gouden straal door het wolkendek. Heel soms wordt er wat plaats geruimd voor een klein stukje staalblauwe hemel. We nemen lunch in ons hostel: maisbrood met kaas en warme groentjes. Vanaf de centrale verdedigingstoren hebben we een mooi uitzicht over de huisjes van Ushguli. De meeste zijn opgetrokken uit hout en leisteen en hebben leien daken. Het doet erg middeleeuws aan. Enkele tienerjongens oefenen hun paardrijkunsten zonder zadel. Daarna rijden we terug naar de Zagaro-pas, waarlangs we een paar dagen geleden vanuit Kutaisi de bergen zijn binnengereden. We vonden het zonde dat het toen donker was en we niets zagen van de omgeving. We rijden al snel boven de boomgrens. De valleien rondom ons zijn groots en breed. Op de hellingen groeit heide en stug gras, dat soms al knalrood kleurt. Langs felgroene geulen stort bergwater steil naar beneden. Zo nu en dan gaan de stromen over in ranke hoge watervallen. De kleuren zijn zo fel dat ze onnatuurlijk fluo overkomen. Nergens is er enig teken van beschaving te zien, behalve dan de aarden weg die we berijden. Een grote roofvogel, een valkachtige blijft een tijdje voor ons uitvliegen. De Alpen hebben misschien meer sneeuwbergen, maar in Europa heb ik nog nooit zo’n weidse ongeschonden ruwe natuur gezien. Hogerop gaan de grashellingen over in donker gesteente. Het water gaat naar boven over in bevroren ijsrivieren en sneeuwvelden. Wat daarboven verscholen zit in de wolken moeten we er zelf bij fantaseren.
Onze tweede bivaktocht vertrekt in het gehuchtje Khalde. We rijden via haarspeldbochten naar boven, passeren Iprali en dan gaat het nog verder steil omhoog tot het kleine bergdorpje. De aarden bergweg is te smal om een eventuele tegenligger te laten passeren. Wanneer we enkele huizen zien, stopt de weg. Dit is einde beschaving. De prachtige bergen met gletsjers liggen vlak voor ons. Khalde is gelegen op 1.900m hoogte. Er staan maar enkele huizen, allemaal opgetrokken in prachtig houten vakwerk. Elke winter wordt Khalde volledig verlaten voor een comfortabeler en veiliger leven in Tbilisi. De inwoners zijn trots op hun geschiedenis. Tijdens de inval van het Russische rijk in de achttiende eeuw, hebben hun voorvaderen ernstig verzet gepleegd. Ze hebben hun dorp tot de dood verdedigd. Het dorp en de originele verdedigingstorens werden toen volledig vernietigd en de Russen verboden om het terug op te bouwen en te bewonen. In heel Svaneti worden de helden van Khalde nog altijd met groot respect bezongen. Na een rustige nacht en heerlijk ontbijt worden we uitgezwaaid door de gastvrije bewoners van Khalde. We stappen richting Chkhutnieri-pas. Bovenop hebben we een prachtig uitzicht op de Adishi gletsjer. Ver onder ons zien we de bergrivier die we straks moeten oversteken. Na de lunch beginnen we aan de steile afdaling. Het zanderige pad is zwaar uitgesleten door hevige regenval. Wanneer we beneden aankomen zijn de beloofde paardenmenners die trekkers tegen betaling droog naar de overkant brengen al weg. Wij moeten de gletsjerrivier dus doorwaden. We zoeken een plek uit waar de rivier op haar breedst is, doen onze broek, schoenen en kousen uit en trekken onze sandalen aan. Igor gaat als eerste het ijskoude water in en bereikt vrij vlot de overkant. Omdat de stroming stevig is en het water tot boven mijn knieën komt, stelt Igor voor terug te komen om mijn rugzak te dragen. We drogen onze voeten af, laten ze opwarmen en maken ons klaar om verder te stappen. We passeren het dorpje Adishi en beginnen aan een nieuwe klim naar het ski-oord Tetnuldi, waar we net voor zonsondergang onze tent opzetten op een mooi grasveldje. De volgende dag is het erg heet en passeren we nergens water. Op onze kaart staan twee piepkleine vlekjes blauw ingekleurd, vlak voor de top van Zuruldi. Daarboven hopen we deze avond te kamperen. We gaan heel spaarzaam om met het weinige water dat we nog hebben. Wanneer we de meertjes bereiken, blijken deze opgedroogd te zijn tot slijkachtige smurrie. Twee wandelaars die uit de andere richting komen, vertellen ons dat zij ook hoopten hier vers water bij te tanken en dat ze onderweg niets drinkbaar zijn tegen gekomen. We bestuderen onze kaart wat beter, maar zien nergens een redelijke kans om water te filteren. We besluiten dus af te dalen naar het dorpje Tsvirmi, waar we in een guesthouse overnachten. Na een broeierige snikhete dag begint het ‘s nachts te onweren, met hevige regen, felle bliksem en luid gedonder. Uiteindelijk zijn we blij dat we boven geen water hebben gevonden en deze nacht dus niet in onze tent boven op een berg zitten. De huiseigenares tovert ‘s morgens een fantastisch ontbijt op tafel: de zelfgemaakte yoghurt en confituur is heerlijk. Verder krijgen we pizza en aardappelbrood met kaas voorgeschoteld. We vragen de gastvrouw een taxi naar Khalde te regelen, hoewel ze ervan overtuigd is dat we naar Adishi moeten gebracht worden (wij doen de trekking in tegengestelde richting). De taxichauffeur is een breedgeschouderde kortgeschoren Johnny met een moderne grote Toyota jeep. Achter het stuur maakt hij regelmatig kruistekens en wanneer zijn houten paternoster van de achteruitkijkspiegel bengelt door het heen en weer geschud, lijkt hij wat te panikeren. Zonder te stoppen tast hij met één hand de grond af tot hij de kralenketting beet heeft. Hij maakt ze nu met een tweede twist vast en maakt opnieuw een kruisteken. Omdat hij de weg naar Khalde niet weet, moet hij op onze instructies in gebarentaal vertrouwen. Om zeker te zijn vraagt hij de weg ook nog eens aan een local die we passeren. Deze bevestigt, wijst en knikt. We slingeren de smalle aarden bergweg op, hotsend en stotend. De bochten zijn extra steil. De sneeuwberg doemt eindelijk voor onze ogen op. Het is duidelijk dat onze chauffeur hier nog nooit is geweest. Hij kijkt wat verwonderd over het grootse landschap, is verrast dat wij hier zelf zijn geraakt, maar hij moet al snel verder, naar zijn volgende klant. We laden onze rugzakken over in onze 4WD en beginnen aan de moeizame afdaling, vooraleer het gaat regenen.
De Zwarte Zee
We nemen de weg terug naar Mestia en rijden door, richting westen. Achter ons verdwijnen de bergen van de Kaukasus snel. De omgeving blijft erg groen, heuvelachtig en mooi. Rechts van ons stroomt de Engoeri, die vlak bij de Shkhara, ontspringt. We nemen een pauze aan de Engoeri-dam, gebouwd in de jaren zeventig om elektriciteit op te wekken voor de Sovjet-Unie. Tegenwoordig wordt 40% van de elektriciteit van Georgië hier opgewekt. De boogstuwdam met een hoogte van 272 meter en een lengte van 750 meter is het grootste bouwwerk van de Kaukasus en de derde hoogste dam ter wereld. Er waren ooit grootse plannen met de dam. Infoborden die ondertussen al verweerd zijn, laten tekeningen zien dat dit dé toeristische hotspot van Georgië moest worden, met ritjes met een kabelbaan, boottochtjes en zelfs mogelijkheid tot bungeejumpen en paragliden.
Batumi is de belangrijkste badplaats aan de Georgische Zwarte Zeekust en heeft de op twee na grootste haven van het land. Ze is erg belangrijk voor de export van Kaspische olie vanuit Bakoe (Azerbeidzjan). Ik stelde ze eerst voor als een ongezellig Las Vegas door de vele hypermoderne wolkenkrabbers van staal en glas, die de laatste tijd in de binnenstad verrijzen. Voor mij is het dan ook een aangename verrassing om gemoedelijk te vertoeven in de extravagante hoofdstad van de provincie Adzjarië. Het stadscentrum heeft een chique uitstraling door de vele mooi opgeknapte fin de siècle gebouwen. We kuieren rond in groene parken, langs statige boulevards en nemen een voetbadje in de Zwarte Zee. Met blote voeten op het keienstrand blijkt vrij pijnlijk te zijn. We nemen de lift naar het uitkijkplatform van de Alphabet Tower, een wolkenkrabber ter ere van het Georgische alfabet, nemen een ritje met het reuzenrad en 's avonds nemen we de kabellift die ons bovenop de heuvel Anuria brengt, vanwaar we een groots uitzicht hebben over de stad. De skyline van Batumi, een mikmak van Sovjetblokken, klassieke gebouwen en moderne torens is indrukwekkend. We kunnen genieten van een uitzonderlijk kleurrijke zonsondergang door het slechte weer in de verte. Als we beneden komen, begint het hevig te regenen en word ik nat tot op mijn ondergoed. Op onze hotelkamer hangen we alles te drogen en giet Igor letterlijk het regenwater uit zijn rugzak. ‘s Morgens ontbijten we in het oude centrum en nemen we afscheid van de Zwarte Zee.
Adzjarië
Om terug richting oosten te rijden, nemen we een langere weg, die evenwijdig loopt met de rivier Adjarishkhali. Langs de kant van de weg zien we een tank uit de tweede wereldoorlog op een verhoog tentoongesteld. Ze herinnert aan de toenmalige inwoners van het dorpje Varjanisi, die geld hadden ingezameld om Rusland financieel te steunen tijdens WOII. Na de oorlog gaf Stalin hun tank, die ze bijeen gespaard hadden terug aan het dorp als teken van dankbaarheid.
Andere toeristische trekpleisters onderweg zijn middeleeuwse stenen bruggetjes uit de negende en tiende eeuw. Soms vernauwt de vallei tot een canyon.
Die dag stoppen we in Choelo, een dorpje met de tweede langste kabellift van Europa. Een bedenkelijke, uit 1985, 1.700m lange kabel brengt je in een krakkemikkig bakje, zonder enige tussenpiloon naar de andere kant van de vallei. Niet iedereen die plaatsneemt in de antieke cabine is er gerust in (ik ook niet eigenlijk). De kabels van de verlichting hangen wat te zwabberen, sommige onderdelen zijn met ijzerdraad aan elkaar gebonden. De deuren geraken niet helemaal meer dicht, maar worden door de portier veilig geblokkeerd. Aan de overkant aangekomen laat de portier ons eruit. Ik probeer te weten te komen wanneer het laatste liftje terug gaat. Een Franse vrouw Pauline, getrouwd met een Georgiër, die samen met haar vierjarig dochtertje, Hélène door Georgië aan het reizen is, vertaalt vriendelijk voor ons. We hebben een uur de tijd om het dorpje te verkennen. We wandelen langs authentieke stenen huizen en een moskee dat er uit ziet als de tinnen man uit de Wizard of Oz. We zijn juist op tijd terug om de terugrit te halen. Op aanraden van Pauline blijven we slapen in hotel Sunrise. Het is een heel goedkoop, spiksplinternieuw en mooi hostel dat gerund wordt met steun van de EU door vijf generaties vrouwen. Enkel de jongste die nog maar een meisje is, spreekt enkele woorden Engels. Ze zegt ons dat in het dorpje boven een restaurant is, dat we eerst niet vinden. Blijkbaar verandert de autogarage ‘s avonds in het dorpsrestaurant, op de vierde verdieping. Dat moet je zelf zien te vinden zonder wegwijzers, in het pikdonker. Het restaurantje heeft heel eenvoudige, maar overheerlijke gerechten en heel vriendelijk personeel. We vinden het wel enorm vreemd dat we een aparte eetkamer krijgen met paars neonlicht. Ook hier spreekt niemand Engels. We bestellen door de fotogerechten op de menukaart aan te wijzen. De volgende ochtend, na een heerlijke nacht slapen, word ik wakker van het gebabbel van Hélène. Aan de ontbijttafel scheppen we onze borden vol met pasta met kaas, kaas in boter, komkommer-tomatensalade, gekookte eieren en heerlijke druiven. Pauline vertelt meer over Georgië. Gelukkig is de islam niet meer zo streng in Adzjarië en hoeft ze geen hoofddoek meer op. Ze kan vrij op haar eentje reizen, hoewel haar conservatieve schoonfamilie hier nog steeds kritisch op reageert. De wolkenkrabbers van Batumi worden gefinancierd door Dubai. Aangezien er geen schoolplicht is, moeten veel kinderen op jonge leeftijd al geld verdienen in plaats van naar school. De gezondheidszorg is erbarmelijk. Voor levensreddende behandelingen en operaties wordt er meestal naar Frankrijk gereisd. Georgië lijdt onder een dictatuur. Binnenkort zijn er verkiezingen, maar de uitslag staat al vast. Het meeste belastinggeld verdwijnt in iemands zakken. De mensen krijgen hier niet de kansen die wij zo vanzelfsprekend vinden.
Bordzjomi
Na het stevige ontbijt nemen we afscheid van het samenwonende vijfgeslacht en Pauline en Hélène. We vertrekken richting Vardzia, de Goderdzi-pas over. De rivier kronkelt onder ons in een rotsachtige kloof. Op het heetst van de dag komen we aan in Vardzia, een eeuwenoud grottencomplex, gelegen in een dorre onherbergzame omgeving. Vervolgens rijden we in noordelijke richting via de Tskhratskharo-pas naar Bordzjomi. De weg verandert al snel in een offroad track vol met putten en rotsen. We zien voor ons een andere jeep rijden die we stilaan naderen. In oostelijke richting zien we bergen. De late namiddagzon beschijnt heel de omgeving in een zacht okerkleurig licht. In de verte op de omliggende heuvels zie ik honderden, duizenden witte stippen. Deze weidse steppe is een grote graasvlakte voor schapen. Een enorme grijze hond, ik denk even een wolf, loopt agressief naar de jeep, die voor ons rijdt. Een Georgische schaapsherder, geen wolf, maar een hond die een wolf aankan. Mijn idee om eventueel onderweg te wildkamperen laat ik bij deze ineens varen. Wanneer we een uitzicht hebben over een azuurblauw meer, stappen we even uit. Er is geen hond te zien, maar ik blijf aandachtig rondkijken. Het is ijzig koud, er staat veel wind, helemaal anders dan de hitte in Vardzia van een paar uurtjes geleden. Wanneer we de eigenlijke pas bereiken, is de zon echt aan het ondergaan en is het licht op zijn mooist. Politie in legeroutfit, een machinegeweer dragend, gebiedt ons te stoppen. We worden kort ondervraagd en moeten onze paspoorten en autopapieren afgeven. No problem, just passportcontrole. Deze pas ligt zowat midden in Georgië. Er is geen grens, laat staan een conflictgebied in de buurt. Het is zo’n onlogische plek om controles uit te voeren. Wanneer de agent onze papieren teruggeeft en ons laat gaan is het al pikdonker. Een dik wolkenpak is naar boven gekropen. We zullen de vele haarspeldbochten dus moeten afrijden zonder enig zicht. Vanaf het skigebied Bakoeriani krijgen we gelukkig een bredere geasfalteerde weg.In Bordzjomi aangekomen, moe en veel later dan gehoopt, willen we overnachten in CrownPlaza Hotel. Een poepsjiek en nogal duur kuuroord, maar we slagen er niet in om het terrein van het luxeresort binnen te rijden. We melden ons dan maar aan in het jeugdhostel. Een verblijf voor één nacht, twee personen kost vijftig lari, geen geld; ook minder luxe. Het wordt uitgebaat door twee vrouwen, die er heel streng op toezien dat we overal en altijd mondmasker dragen. Een jongen die een bandana gebruikt als beschermingsmiddel, wordt heel kordaat de deur gewezen. Achter elke hoek staat een flesje handgeld. Ik moet even met iemand telefoneren die wel Engels spreekt en ons helpt bij de administratie. Terwijl onze kamer in orde gebracht wordt, gaan wij nog iets eten in het Familyrestaurant, vlak voor sluitingstijd. Wat later kruip ik doodop in mijn eenpersoonsbedje.Pas wanneer het licht is, merken we in wat voor mooi gebouw deze hostel gevestigd is. Onze kamer loopt uit op een overdekte zuilengalerij, die helemaal rondom loopt. We maken koffie en nemen ontbijt op het terras, dat we met niemand anders moeten delen.In de ochtend maken we een wandeling naar de Kruisberg, dat een uitzicht biedt over het bosrijke en heuvelachtige Bordzjomi. De beklimming is erg steil, pittig en heet doordat er nergens beschutting is. Boven aangekomen, lopen we verder in een oud wild bos, waar het lekker koel is. We trakteren ons op een paar liter fris Bordzjomi water wanneer we terug aankomen in de stad. We hebben een tijdje moeten wennen aan de iets te zoute smaak, maar nu vinden we het bruisende mineraalwater heerlijk.Na het middageten vertrekken we richting Chiatura, een stad vol kabelliftjes, die wegens veiligheidsoverwegingen niet meer gebruikt worden. Een paar oude cabines hangen nog hoog in de lucht te verroesten. Het is erg moeilijk een geschikte plek te vinden waar ze mooi gefotografeerd kunnen worden. We rijden de ene heuvel af, naar de andere, op zoek naar een beter uitzicht terwijl de zon stilaan begint onder te gaan. We weten dat er niet veel tijd meer is. De heuvels op- en neerrijden is heel tijdrovend. Zo wordt het nut van die liftjes, die de mijnwerkers vroeger snel en efficiënt naar de mijnen konden brengen, wel heel erg duidelijk voor ons. Uit die mijnen werd mangaan gewonnen, dat gebruikt werd om legeringen te maken. Alles ziet hier zwart, de rivier ziet er olieachtig uit. In deze industriestad die duidelijk in verval is, hangt een troosteloze sfeer. Er is nergens een gezellig restaurant of barretje te vinden, dus eten we als avondeten boterhammen met kaas en fruit op onze slaapkamer.
Tskaltubo
Tskaltubo staat bekend om de thermische bronnen die reuma en andere gewrichtsaandoeningen kunnen verzachten. In 1920 werd Tskaltubo door de heilzame kracht van het rijke mineraalwater officieel een kuuroord. Al snel begon men aan de bouw van luxueuze paleizen en sanatoria om de vele bezoekers te ontvangen. In totaal waren er 19 sanatoriums, negen badhuizen, een resort, een centrum voor balneologie en fysiotherapie. Op het hoogtepunt reden per dag vier treinen uit Moskou zodat dit kuuroord jaarlijks meer dan 100.000 bezoekers van over de hele Sovjet-Unie kon ontvangen. Na het uiteenvallen van de USSR bleven de bezoekers weg. De prachtige gebouwen bleven leeg en het bruisende kuuroord veranderde in een spookstad. Nu staan die prachtige paleizen te verkrotten. Daken staan op instorten. Het stucwerk, waar de plafonds rijkelijk mee versierd zijn, stort in vochtige brokjes naar beneden. De meeste massieven houten deuren zijn weggehaald. Wij verblijven twee nachten in Tskaltubo Spa Resort, één van de weinige gebouwen die gerenoveerd werden en opnieuw als hotel worden uitgebaat. We rijden de grote oprijlaan op, passeren nog een paar bijgebouwen in wat mindere staat, tot we de officiële ingang van TSR hebben gevonden. De monumentale trap brengt ons naar de centrale inkomhal, een vloer uit parket, hoge plafonds, grote lusters, zware meubelen en marmeren tableaus. Hier stap je terug in de tijd. We checken vlot in en via de mooie trappenhal bereiken we de tweede verdieping. Onze kamer is minstens even mooi als de inkomhal. De badkamer is aan vernieuwing toe, maar dit draagt ook weer bij tot de charmes. We installeren onze spullen en trekken dan naar het buitenzwembad. De witte letters TSR steken af tegen de duizenden felblauwe mozaïekjes. Na een paar baantjes getrokken te hebben, zijn Igor en ik het zwemmen en zonnebaden snel beu. We zijn hier vooral om de sfeer van deze stad en sanatorium op te snuiven. Na het zwemmen trekken we onze minst vieze trekkingsbroek en netste T-shirt aan. We zijn niet voorzien op een sjieke uitstap en hopen dat we niet geweigerd worden door onze eerder sportieve outfits. We bereiken de eetzaal via een glazen galerij, die het hotel met het restaurant verbindt. Het is een soort ellenlange veranda die vol staat met exotische planten en een piano. Wanneer we de dubbele deur opentrekken en de ronde refter binnenstappen, valt het ons meteen op dat wij uiteindelijk nog niet zo underdressed zijn. Zowat iedereen draagt een jogging, de mooiste is de donkerblauwe met gouden borduursel. Een nog goed uitziende grijsaard loopt nonchalant rond in een extreem kort shortje en badslippers. Waarschijnlijk is hij zo goed geconserveerd gebleven door het vele kuren. De hoge ranke zuilen geven de eetruimte een enorme statige indruk. Nadat we een tafeltje hebben uitgekozen, gaan we naar het buffet. Het is de bedoeling dat je aangeeft wat je wil eten zodat het personeel dit voor je kan uitscheppen. De meeste gasten brabbelen iets in het Georgisch of Russisch, bij ons blijft het bij wijzen, knikken en schuddekoppen. Wij zijn veruit de jongsten en het lijkt me handig om al een band te hebben met het personeel, aangezien je met een blik of een handgebaar duidelijk voorrang krijgt. Ik snap zelfs niet de richting van de “rij”. Het is een hoopje bejaarden die om ter hardst staan te roepen wat en hoeveel ze willen eten. In een iets minder druk moment slaag ik erin oogcontact te maken met een serveerster. Ze schept voor mij aardappelpannenkoekjes, vette worstjes en wat salade uit. Madloba, zeg ik terwijl ik dankbaar knik.Bij het ontbijtbuffet gaat het er nog drukker aan toe dan het avondeten. Ook is de sfeer nog relaxter en zijn er nog minder opgekuiste mensen. Het heeft de hele nacht geonweerd, hevig geregend en fel gebliksemd. Het regent nog steeds wanneer we aan onze ontdekkingstocht door Tskaltubo beginnen. Het kalme beekje in het centrale park is veranderd in een bruine woeste stroom. Het overtollige regenwater komt in watervalletjes van trappen en stoepranden gestroomd. Uit de putdeksels komen fonteinen gespoten. We bezoeken nog een paar oude hotels, sommige zijn helemaal verlaten en leeggeroofd, sommige worden toch nog bewoond en zijn daardoor nog mooi intact gebleven. Igor heeft gelezen dat het hotel Meshakhtiori nog redelijk onaangeroerd is gebleven. Het is gekocht door een rijke Georgiër die grootse plannen heeft met het gebouw. Het paleis is volledig afgezet met hoge ijzeren platen. Terwijl Igor wat aan het traliewerk zit te schudden, op zoek naar een opening waar we kunnen doorglippen, zie ik door een spleet twee stevige mannen op ons afstappen. Ik verwittig Igor dat hier bewakers zijn. Hij stopt meteen met zijn poging tot binnen geraken. De man opent een paar meter verder naar links een poort en wijst naar Igors camera. Igor doet teken dat hij hier enkel wat foto’s wil komen nemen. De man lacht vriendelijk terug en maakt met zijn duim en wijsvinger het universele teken voor geld. How much? vragen wij. De bewaker tikt op de rekenmachine van zijn smartphone 2 x 5 in. Voor 10 lari mogen we het paleis, dat nog in een schitterende staat is bezoeken; een koopje. De man beeldt nog uit hoe we moeten lopen om het bovenste uitkijkterras te bereiken.Aan een ander verlaten hotel loopt een grote schaapsherdershond rond, vergelijkbaar met die van de pas een paar avonden geleden. Hij blaft statig, komt niet aangerend wanneer we de oprit oprijden, maar verliest ons geen seconde uit het oog. Ik durf niet uit te stappen. Een paar mensen gooien vanuit de bovenste verdieping wat eten naar de enorme hond en proberen ons gerust te stellen dat het ok is. Igor parkeert de auto strategisch dicht bij het bombastische hotelportaal en wijst naar zijn camera om te vragen of we hier mogen rondlopen om foto’s te nemen. Iemand steekt zijn arm naar buiten en steekt zijn duim omhoog. We zwaaien dankbaar knikkend terug. Wanneer we het grootse gebouw binnen stappen, komen we meteen in een gigantische ronde inkomhal, helemaal bekleed met okerachtig marmer en een prachtige vloer uit parket. Een gigantische luster, met ontelbaar vele glazen hangertjes, trekt meteen onze aandacht. De rest van de ruimte is leeg en voelt kil aan. De authentieke lichtroze liftdeuren, met harmonicasluiting, staan er nog in.Op de balkonnetjes van de hogere verdiepingen zien we schotelantennes. Aan wasdraden hangt kledij te drogen. Sommige balkons zijn dicht geknutseld met houten platen om extra woonruimte te creëren. De kamertjes worden bewoond door Georgische Abchaziërs die dertig jaar geleden hun geboorteplaats zijn ontvlucht door een gewelddadige burgeroorlog. Abchazië, ooit door Stalin uitgeroepen als autonome Sovjetstaat, wilde deze status na het uiteenvallen van de USSR verzilveren. De eerder pro-Russische minderheid Abchaziërs verdreef met veel geweld de etnische Georgiërs. Door te weinig opvanggelegenheid en integratiebeleid werden ze in deze paleizen geplaatst, die toch leegstonden door de economische en toeristische achteruitgang. Dertig jaar lang leven mensen in deze erbarmelijke omstandigheden, ver weg van thuis, zonder enig toekomstperspectief. Hebben deze mensen verwarming in de winter? Hebben ze werk? Gaan de kinderen naar school? Mensen worden hier geboren, groeien op, trouwen, krijgen zelf kinderen, gaan dood. Mensen leven hier!Als we buiten lopen, heeft de hond zijn snackje al op. Hij blaft niet meer en laat ons met rust wanneer we kalm naar onze auto stappen.Tskalbuto was het favoriete vakantieoord van Joseph Stalin. In het gerenoveerde Bathhouse n°6, vragen we of het mogelijk is de toenmalige privé badruimte van Stalin te bezoeken. Notpossible wordt ons kordaat gezegd. En als we een gezondheidskuur volgen, kunnen we achteraf dan wel de badruimte bezoeken? Yes possible! We ondergaan de basiskuur. Na een uur van verschillende massagebehandelingen krijgen we een bewaker mee die voor ons de deur van de badruimte opent. Het vierkante bad is versierd met kleurrijke mozaïeken waarop vissen zijn afgebeeld. Verder is het een vrij kleine en sobere badruimte.De laatste ochtend van ons verblijf in TSR krijgen we een rondleiding door het hotel aangeboden. Onze gids is bellboy in het hotel en spreekt nauwelijks Engels. We krijgen meestal antwoord op vragen die we niet gesteld hebben, maar de jongen doet erg zijn best en wij zijn erg dankbaar voor dit interessante extraatje. Hij toont ons mooie lange hallen waar de oorspronkelijke gordijnen nog in hangen. Ook de verlichtingselementen zijn nog origineel. Verder in het gebouw is een appartement, met bureau van Stalin te zien. Zijn theeservies staat nog onaangeroerd uitgestald in een vitrinekast. Het zijn mooie ruimtes, maar niet extreem groot en ook niet rijkelijk versierd. Het theater kan hij ons jammer genoeg niet tonen omdat de sleutel momenteel onvindbaar is, jammer!
Military Highway
‘s Middags verlaten we Tskaltubo in de regen en beginnen we oostwaarts te rijden. In de buurt van Mtskheta slaan we linksaf naar het noorden, richting Russische grens. Deze verharde weg is in de negentiende eeuw door de Russen aangelegd om er troepen over te kunnen vervoeren. Vandaar dat hij Military Highway wordt genoemd. Het is de enige doorgaande verbindingsroute tussen Georgië en Rusland en loopt dwars door de Hoge Kaukasus. We hebben deze route aangestipt als een hoogtepunt van deze reis. Alles zal afhangen van het weer, dat er nog steeds niet al te best uitziet. Door politieke spanningen is de grensovergang lange tijd gesloten gebleven. Hoewel ze nu wel gewoon geopend voor transitverkeer zou zijn, lijkt dit momenteel niet het geval. Overal langs de weg staan camions geparkeerd. Soms nemen de stilstaande trucks de helft van de rijbaan in. Dan moeten we een gok wagen om toch door te blijven rijden, op de verkeerde rijstrook, hopend dat we kunnen inschuiven voordat we een tegenligger hebben. Er staan zo veel trucks dat we het einde van de stilstaande colonne gewoonweg niet zien. Telkens we een bocht voorbij zijn, blijven de vrachtwagens weer eindeloos opdoemen. De eerste nacht blijven we slapen in Goedaoeri, in een skihotel dat eigenlijk net gesloten is voor het seizoen. We zijn welkom, maar er kan geen avondeten of ontbijt geserveerd worden. We maken pakjeseten klaar omdat ook alle restaurants al dicht zijn.
‘s Morgens rijden we verder noordwaarts en bezoeken we onderweg het Sovjetmonument. Het is nog erg vroeg. De parking is nog leeg, de rijen eet- en souvenirkraampjes staan ingepakt en onbemand. Het is een mooi uitzichtpunt, over de Goedaoeri-kloof hoewel wij niks te zien krijgen door de laaghangende grijze wolken. Het Friendshipmonument is een in Sovjetstijl in beton gegoten bogenrij die versierd is met mozaïeken. Het eert de tweehonderdjarige verjaardag van het verdrag tussen Rusland en het koninkrijk Kartli-Kakheti (noordelijke regio’s in het huidige Georgië). Toen Georgië bedreigd werd door Perzië, heeft Rusland dit verdrag gebruikt om Georgië onder het mom van militaire steun binnen te vallen en er een vazalstaat van te maken. Het is een veel bezocht monument door toeristen. Voor Georgiërs staat het daarentegen eerder symbool voor het onbeschaamde en cynische gedrag van hun grote noorderbuur, dat al eeuwenlang doorgaat. Iets verder passeren we de hoogste pas van de route, de 2.379m hoge Dzjvaris-pas. We rijden nog door enkele gehuchten en langs verlaten skistations. De omgeving is fantastisch met hoge bergen, besneeuwde toppen en wilde zijvalleien. We rijden door tot het dorp Stepantsminda, waar we twee nachten blijven. Vanop het dorpskerkje St Elias genieten we 's avonds van de zonsondergang met zicht op de Kazbek, de tweede hoogste berg van Georgië (5.047mbz). Op een heuvel, aan de voet van de grootse besneeuwde berg, doemt het schattige, veertiende-eeuwse kerkje Tsminda Sameba op. De vers gevallen sneeuw maakt ons uitzicht prachtig en dramatisch.De volgende dag trekken we naar Juta voor een dagwandeling door het Chauckhi-Tal. We hopen de Chaukhi-pas te bereiken. De zon doet deugd. Een paar keer doorkruist het pittig stijgende pad een stevige zijrivier die we telkens via stapstenen kunnen oversteken.
Later schuiven wolken voor de zon, het wordt kouder, de wind voelt koel aan en het begint zelfs te sneeuwen. We blijven stijgen. De laatste rivier die we oversteken is een ijsrivier. Vanaf dan gaat het pad verder over beijzelde rotsen. De heuvels en bergen rondom ons komen mondjesmaat onder een wit tapijt te liggen.We bereiken een breder sneeuwveld, dat omsloten is door een steile hoge besneeuwde rotswand. We zouden ons einddoel van hier moeten zien liggen, maar het verdere spoor is helemaal ondergesneeuwd. De ijskoude scherpe wind is ondraaglijk geworden voor mij. We genieten nog even van het mooi winterse uitzicht en beginnen iets vroeger dan gehoopt aan de terugtocht. Naarmate we terug dieper het dal in gaan, worden we meer beschut van de wind en wordt het snel terug warmer.
's Avonds pakken we onze rugzakken voor een tweedaagse tocht, tot aan de Kazbekgletsjer. Ik neem extra warme kledij mee. We rijden met onze 4WD zelf naar de parking van het Tsminda Sameba-kerkje. De offroad weg ligt er erg slecht bij. De ondergrond is een beetje nat door de sneeuw en sommige stukken zijn beijzeld. In een erg steile bocht slippen onze banden, maar Igor slaagt er toch in ons tot boven te rijden. Hoewel het ‘s nachts nog wat heeft bij gesneeuwd, is het nu stralend zonnig weer. Ik heb heel veel zin in onze trektocht richting Kazbek. Het wandelpad naar boven is erg steil en glad door de smeltende sneeuw. De uitzichten zijn fantastisch. Achter ons een muur van vierduizenders, voor ons de statige Kazbek, een slapende besneeuwde vulkaan. Naarmate we hoger klimmen, gaat het pad over in sneeuwvelden. Vlak nadat we de rivier hebben overgestoken komen we aan in de Altihut (3.014mbz). De moderne houten hut is gezet met de steun en kennis van een Zwitserse alpine vereniging. De prijzen zijn ook eerder Zwitsers. We eten een heerlijke goulashsoep terwijl we naar de Kazbek staren. Hier blijven we één nacht slapen, samen met een jonge Finse vrouw. ‘s Avonds genieten we van de omgeving, lekker eten en een heerlijke fles rode wijn die we onder ons drieën verdelen. De huteigenaar vertelt ons over de hut. Hij probeert deze te runnen als een duurzaam toeristisch project. Paardenmenners, die de bagage van trekkers naar boven brengen, probeert hij te overtuigen om zijn afval en dat van hun klanten, terug mee naar beneden te nemen. Tot nu toe is hij hier nog niet in geslaagd. De Kazbek-regio krijgt veel inkomsten uit het toerisme, maar de lokale bevolking lijkt maar niet in te zien dat toeristen hier voor de bergen komen en de ongerepte natuur; en dat hier inspanningen voor nodig zijn om dit zo te houden. In Georgië heeft men geen duurzame mentaliteit, is men niet bezig met ecologie. De meeste Georgiërs hebben dan ook al genoeg aan hun eigen problemen. Hij vertelt over het leven onder de Sovjet-Unie. Hij is duidelijk geen liefhebber van het communisme, het heeft de mensen weinig ondernemend, eerder afwachtend gemaakt. Toen hij negentien was, studeerde hij in Duitsland en viel de Sovjet-Unie. Toen hij terugkwam naar Georgië was alles duizend keren beter. Hij was enorm blij met het gevoel van vrijheid. Alles was duurder geworden, dat geeft hij toe. Voor de val van de muur hadden we geld genoeg, maar de winkelrekken waren leeg. Daar was je nog minder mee. Het onderwijsniveau is er de laatste decennia wel sterk op achteruit gegaan, vindt hij. Als je wil verder studeren, doe je dat in het buitenland. Hij spreekt Georgisch, Russisch, Engels en Duits. De meeste jonge Georgiërs willen geen Russisch meer leren, uit principe. Zijn kinderen hebben dit nog wel geleerd. We kunnen er nu eenmaal niet onderuit dat Rusland een belangrijk buurland van ons is. Wie weet wat de toekomst nog brengt? Ik kan me inbeelden dat een leven in de Sovjet-Unie niks was voor een ondernemend type als hij. Na ons ontbijt de volgende dag wandelen Igor en ik verder omhoog tot de gletsjer. De bevroren voetsporen in de sneeuw van de vorige wandelaars wijzen ons de weg door het prachtig witte sneeuwlandschap. De top van de Kazbek lijkt binnen ons bereik, hoewel die nog steeds meer dan duizend meter boven ons is. Ik praat met twee Oekraïeners die bij een groep horen die de Kazbek willen beklimmen. Ze hebben die nacht aan de Altihut gekampeerd en zijn nu op weg naar de Bethlemihut. Vandaar zullen ze deze nacht de top proberen bereiken. Eén van de jongemannen heeft last van de hoogte. Ik zeg dat ze veel moeten drinken en het rustig aan moeten doen, eventueel tijdelijk terug wat afdalen. We don’t have enough time, zegt de andere jongen met een zure glimlach. Ik wens ze nog veel succes en vooral heel veel plezier. Wij beginnen aan de afdaling, genietend van de warme zonnestralen. Iets na de middag staan we terug aan onze auto. De namiddag gebruiken we om het Trusotal te bezoeken, met panorama’s op besneeuwde bergen, gletsjers en verlaten dorpjes. Deze vallei is extra interessant door de geologische activiteit. We rijden op een uitdagend 4WD track langs modderpotten, naar zwavel stinkende rode rivieren en warmwaterbronnen. In de late namiddag beginnen we aan onze terugweg uit de bergen, de Military Highway zuidwaarts.
Steppe
De volgende dagen rijden we door de oostelijke wijnregio richting grens met Azerbeidzjan. De landschappen rondom ons veranderen al snel in een droge uitgestrekte steppe. Het is plezant rijden op de onverharde, verlaten wegen. We overnachten in een levendig hostel dat uitgebaat wordt door een Pool in het verder zeer rustige Udabno, dat woestijn betekent. Het half verlaten dorpje is uitvalsbasis om het kloostercomplex David Gareja te bezoeken. Het werd gebouwd in het midden van de jaren tachtig onder de USSR. Bergbewoners uit Svaneti werden hier verplicht gehuisvest om aan landbouw en veeteelt te doen. Na de val van de Sovjet-Unie hebben veel inwoners Udabno verlaten. Veel huizen zijn hier al decennialang onbewoond en worden nu gebruikt als stal voor het vee. Het is nog erg vroeg wanneer we aan een korte wandeling uit ons Rothergidsje willen beginnen. De wandelbeschrijving moet ons langs en door het interessante grotcomplex David Gareja leiden. Ik lees dat we best onze paspoorten meenemen omdat we vlak aan de grens met Azerbeidzjan zijn. Wanneer we onze wandelschoenen al aan hebben, stappen twee militairen in volledige gevechtsuitrusting op ons af. Ze vragen wat we komen doen. Ik laat mijn wandelgids zien en wijs naar het wandelpad dat hier start. Not possible, zegt één van de soldaten. You can go just until the first cave. Igor en ik reageren een beetje verbaasd. We will show. Eén van de mannen stapt met zijn automatisch wapen in de hand voor ons en doet teken hem te volgen. Een tweede bewapende soldaat sluit achter ons aan. Is dit wel een goed idee? Vraag ik eerder retorisch aan Igor. Hij vraagt wat het probleem is. Boarderproblems, zegt één van de mannen. Wanneer we proberen doorvragen krijgen we een njet. We wandelen over uitgesleten zandpaden naar een grot, waar niet veel in te zien is. Now return, zeggen de mannen en we worden via dezelfde weg naar ons startpunt begeleid. Zo wordt onze wandeling wel heel erg kort. De kloostergebouwen beneden kunnen we wel op eigen houtje bezoeken waarna we vroeger dan verwacht aan onze terugreis richting Tbilisi beginnen.
De gravel is door de regen modderig en glad geworden. Het wordt nog een uitdagende rit tot we de asfalt bereiken. We passeren de industriestad Rustavi, die na WOII uit de grond is gestampt om de arbeiders te huisvesten die in de nabijgelegen ijzer- en staalfabrieken gingen werken. Veel van deze fabrieken zijn ondertussen opgedoekt en er heerst een grote werkloosheid in deze regio. Naarmate we Tbilisi naderen, wordt het verkeer steeds drukker en chaotischer. We rijden stapvoets in de file de hoofdstad in. Onze vol getankte 4WD wordt voor de deur van ons hotel opgepikt. We herpakken onze bagage voor de terugvlucht en duiken de gezellige stad in om een laatste keer van het lekkere Georgische eten te proeven.
Er hangt spanning in de lucht. Colonnes auto's rijden met wapperende partijvlaggen rond. Morgen worden lokale verkiezingen georganiseerd in Georgië. Deze zijn erg belangrijk omdat de lokale besturen heel zelfstandig ingrijpende beslissingen mogen nemen. Daarnet las ik nog op een nieuwswebsite dat de ex-president Saakasjvili, na acht jaar ballingschap is teruggekeerd en meteen gearresteerd werd. Zijn partij, de Verenigde Nationale Beweging, vertegenwoordigt het merendeel van de oppositie en roept op tot protest tegen de huidige regeringspartij, Georgische Droom. Deze wordt beschuldigd van fraude, intimidatie en omkoperij. Er wordt opgeroepen om op straat te komen voor democratische verkiezingen, tegen de corrupte overheid. Ik ben me er heel erg van bewust dat ik morgenvroeg terug vlieg naar een land waar deze waarden en principes vanzelfsprekend geworden zijn, een land met meer kansen en eerlijkheid. Ik moet terug denken aan de woorden van de vriendelijke Française Pauline: "Georgië is een prachtig land om te bereizen, maar niet om te wonen." Georgië verdient beter...!