Travel Story «Noorwegen / Norway»

Noorwegen / Norway | Norway | 0 Comments 26 June 2019 - Last Update 07 November 2019

(English translation cf. below)



Mijn reis in Noorwegen nadert zijn einde. In het algemeen is alles goed gegaan (zoals gepland). Ik zou zelfs kunnen zeggen dat de meeste dingen beter zijn verlopen dan ik had verwacht. In de eerste plaats heb ik het hier over het weer. Mijn vorige noordelijke fietstocht had bij momenten veel weg van een zware expeditie. Ik heb het hier over mijn fietsreis in IJsland in 2015 waar ik te maken kreeg met barre weersomstandigheden. Gelukkig had ik mij voorbereid op het slechtste en had ik de juiste kledij bij. Hierdoor werd mijn fietstocht door IJsland, alhoewel bij momenten heel zwaar, toch een voldoening schenkende ervaring.

Dus toen ik naar Noorwegen trok, was mijn bagage (en meer bepaald het kledingdeel ervan) vrij identiek als wat ik meenam naar IJsland. Noorwegen heeft de reputatie een zeer regenachtige bestemming te zijn. Wel, het heeft niet enkel deze reputatie, meestal IS het gewoonweg een regenachtige bestemming. Bovendien was ik van plan om ver naar het noorden te gaan en was ik er mij wel van bewust dat ik eerder koele temperaturen kon verwachten.

Het lijkt er op dat ik deze keer het geluk aan mijn zijde had. Ik heb meer dan 3.000 km gefietst en in zes weken tijd moest ik enkel één volledige en één halve dag in zware regen fietsen. Op één dag kreeg ik werkelijk een mengeling van alle mogelijke weertypes te verduren met zelfs een beetje sneeuw tijdens de doortocht op een bergpas.

Ik heb enkele statistiekjes voor de amateur meteorologen onder de lezers: 10 % van de tijd had ik af te rekenen met verschillende types van nat weer. 15 % van de tijd was het grijs en bewolkt. 20 % van de tijd was het zonnig met grote witte wolken en een verbazingwekkende 55 % van de tijd was het gewoonweg (heel) zonnig.

Ik kan enkel besluiten dat dit een prachtscore is voor Noorwegen. Ik moet wel bekennen dat ik dikwijls op de juiste plaats was op het juiste tijdstip. Bijvoorbeeld: toen ik kon genieten van mooi weer, was het dikwijls hard aan het regenen in andere delen van Noorwegen en Scandinavië.

Eén constante weerfactor waar ik mee te maken kreeg, was een hard blazende wind. Soms blies de wind in mijn voordeel, maar dikwijls was het een verschrikkelijke tegenwind. Maar dat was de "prijs" die ik moest betaIen voor al het goede weer dat ik kreeg. Noorderwind in het arctische deel van Noorwegen in mei en juni brengt zonnige dagen met een helderblauwe hemel.

De temperatuur schommelde gewoonlijk tussen de 10-12°C, wat eigenlijk perfect is om te fietsen in een heuvel/bergachtig land als Noorwegen.

Meestal kon ik in short fietsen. Ik droeg altijd wel mijn regenjas voor de eenvoudige reden dat dit volledig windproof is. Op de dagen met tegenwind was de wind chill factor zeer hoog. Op zo'n dagen moest ik een muts opzetten en soms zelfs handschoenen dragen.

De andere toeristen in de jeugdherberg van Oslo konden nauwelijks geloven dat gebruinde gezicht, handen en benen het resultaat waren van enkele weken fietsen in het verre noorden van het land.

Ik had ook geluk met de planning van mijn rustdagen. Ongeveer één dag per week fietste ik niet. Op de helft van deze rustdagen was het vrij slecht weer.

Ik besef dat ik begin te klinken als een fanatieke weerman op tv, alleen maar praten over één ding. Ik zal maar beter van onderwerp veranderen vooraleer ik jullie allemaal begin te vervelen. Misschien iets meer over mijn route.

In het begin nam ik een route door het binnenland door de schilderachtige Telemark regio in noordelijke richting (op deze reis fietste ik 90% van de tijd naar het noorden) naar Lillehammer en Trondheim. Dit betekende veel sparrenbossen en bergen. Vòòr Trondheim doorkruiste ik het indrukwekkende Dovrefjell gebied. Vanaf daar begon het landschap er erg woest en typisch noords uit te zien met barre, met sneeuw bedekte bergen, snelstromende rivieren en grote watervallen.

Vanaf Trondheim nam ik een kustweg richting Bodø. Ik fietste van het ene kleine eilandje naar het andere en elke dag moest ik grote bruggen oversteken of ferryboten nemen die deze eilandjes met elkaar verbonden. Regelmatig fietste ik ook doorheen tunnels.

De meeste van deze tunnels waren zo'n 2-3 km lang. Eéntje was meer dan 6 km. Door een tunnel fietsen is niet voor fijnzieligen. Op het ogenblik dat een auto een tunnel inrijdt, ontketent dit een verschrikkelijk en angstaanjagend geluid dat mij altijd het gevoel gaf alsof ik op de hielen werd gezeten door een reusachtige vuurspuwende draak, vastbesloten om mij tussen zijn kaken te verpletteren. Ik was altijd heel blij wanneer ik  "het licht aan het einde van de tunnel" kon zien en kon terugkeren naar de vredige wereld van het zonlicht.

Sommige van deze tunnels liepen onder de zee, wat soms een ietwat vreemd gevoel gaf, in het bijzonder wanneer het plafond scheen te lekken. Bij enkele tunnels moest aan het begin een knop worden ingedrukt. Dan begon er een knipperlicht te flikkeren dat autorijders waarschuwde dat er zich een fietser in de tunnel bevond.

De plaatselijke toeristische diensten promoten deze kustweg als één van de mooiste van het land. Hierin kan ik hen wel gelijk geven. Weg 17, de zogenaamde Kystriksveien, werd prachtiger dag na dag. Vanaf het ogenblik dat ik dit gebied bereikte, kon ik vrijwel continu fantastische landschappen zien met indrukwekkende  fjorden en een zee die er met alle schakeringen van blauw bijna tropisch uitzag.

Vervolgens ging het naar de Lofoten. Heel erg mooi, bijzonder populair en ... zeer druk. Eén ding dat de  brochures voor de toeristen nooit vermelden, is dat dedorpen van deze archipel soms wel een doordringende visgeur verspreiden. De belangrijkste industrie hier is de visindustrie. Kabeljauw wordt op rekken in de openlucht gedroogd en dan verkocht als stokvis.

De nabijgelegen archipel heet Vesterålen. Het heeft een gelijkaardige schoonheid als de Lofoten, maar het is er rustiger, authentieker, minder druk.

Nadat ik ongeveer 80% van alle wegen op de Lofoten en Vesterålen had afgefietst, keerde ik terug naar het vasteland en nam daar een trein die mij in 18 uur van Bodø naar Oslo bracht. Wanneer ik dit schrijf moet ik nog een tweetal dagen fietsen om de haven en het vrachtschip te bereiken in het zuiden van het land dat mij terug zal brengen naar België.

Het meest noordelijke punt dat ik op deze reis bereikte, was het plaatsje Andenes (gesitueerd op Andøya, één van de Vesterålen eilanden). Dit is ongeveer 300 km ten noorden van de Poolcirckel. Eigenlijk heb ik sinds midden mei geen duisternis meer gezien, aangezien ik mij in het gebied van de middernachtzon bevond. Het is enkel sinds wanneer ik teruggekeerd ben naar Oslo dat ik opnieuw (een beetje) duisternis kan zien 's  nachts.

Op het eerste deel van mijn reis, van Brevik in het zuiden van Noorwegen tot Trondheim, heb ik geen andere fietsers gezien. Mijn verschijning moet zo uitzonderlijk zijn geweest dat een krant uit Lillehammer zelfs een berichtje besteedde aan mijn onderneming.

Vervolgens, van Trondheim tot Bodø, ontmoette ik één andere fietser. Tenslotte, op de Lofoten en de Vesterålen eilanden, zag ik gewoonlijk 4-5 andere fietsers. Per dag! Tot mijn grote verbazing waren de meesten onder hen Fransmannen. Ook verschillende Nederlanders, maar dat is normaal als het over fietsreizigers gaat. Ze zijn bovendien gemakkelijk herkenbaar omdat ze een Nederlandse vlag achterop hun fiets binden.

Buitenlandse fietsers in Noorwegen hebben één gezamenlijk gespreksonderwerp. Vroeg of laat (en gewoonlijk eerder vroeg) beginnen we te klagen over het buitensporig hoge prijsniveau van alles in Noorwegen. Ik ontmoette zelfs enkele Noren die het hierover roerend eens waren. Enkel de zeldzame Zwitserse fietsers die ik ontmoette hadden geen klachten. Voor hen waren de Noorse prijzens "heel normaal en redelijk".

Alles is verschrikkelijk duur. De kwaliteit van voedingsproducten in de supermarkten is eerder teleurstellend. Veel fastfood, diepvriesvoedsel en dingen in blik. Er is veel inspiratie nodig om niet elke dag spaghetti te maken. Of om elke dag naar het pizzarestaurant te gaan.

De gemiddelde Noor is tamelijk verlegen. Hierdoor voelde ik mij zeer op mijn gemak. Als ik ergens stopte om iets te eten te kopen, werd ik dikwijls genegeerd. Maar af en toe werd toch het ijs eens gebroken en begon iemand op voorzichtige wijze een conversatie die heel fijn en vriendelijk was. Bovendien spraken veel Noren vrij goed Engels.

Noorwegen is een paradijs voor de natuurliefhebber. De meeste steden en dorpen die ik passeerde waren vrij vervelend. Uitzonderingen waren Trondheim met zijn indrukwekkende gothische kathedraal en natuurlijk Oslo waar enkele bijzonder interesante musea zijn.

Tijdens het fietsen zag ik dikwijls reeën, herten, vossen en hazen. Maar deze dieren kan ik ook regelmatig zien in België wanneer ik ga lopen of wandelen.

In Noorwegen zag ik honderden verkeersborden die waarschuwden voor overstekende elanden. En uiteindelijk, tijdens mijn laatste ogenblikken in arctisch Noorwegen, kruiste een groepje van drie elanden mijn pad!

Op fietstochten in België en in het buitenland zag ik reeds te dikwijls dode dassen. Verkeersslachtoffers. En op wandeltochten in Wallonië kon ik al dikwijls in de modder pootafdrukken van dassen zien. Maar levende exemplaren kreeg ik nooit te zien. Tot nu. Eindelijk kon ik eens een levende das zien in zijn natuurlijke habitat en dat maakte mij heel gelukkig.

Aan de kust kon ik zee-otters spotten.

Ik had al eerder walvissen gezien, maar in Noorwegen zag ik voor het eerst walvissen vanaf het zadel van mijn fiets. Toen ik over de kustweg fietste, kon ik plotseling drie walvissen zien voorbij zwemmen! Ik ben er niet 100% zeker van, maar ik denk dat het dwergvinvissen of grienden moeten geweest zijn.

In het arctische deel van Noorwegen zag ik regelmatig zeearenden en dikwijls werd de stilte enkel doorbroken door het gezang van vogels zoals zeemeeuwen, scholeksters of regenwulpen.

Een berucht waterminnend wezen van de noordse zomermaanden was nagenoeg volledig afwezig in de gebieden die ik bezocht: de mug.

In Noorwegen begint het toeristische seizoen pas op 15 juni. En in sommige plaatsen zelfs 1 à 2 weken later. Ik begon te fietsen in mei. Dit had zo zijn voordelen, maar ook enkele nadelen. Het goede was dat het in de meeste plaatsen nog heel erg rustig was. Misschien met uitzondering van de Lofoten, een gebied dat ietwat het slachtoffer is geworden van zijn succes.

De Lofoten lijden onder een grote toeristische druk. De smalle wegen zijn er boordevol met mobilhomes, dikwijls heel grote mobilhomes van het formaat van een vrachtwagen of bus. Soms had ik de indruk dat er een soort van samenzwering aan de gang was en dat alle bezitters van mobilhomes uit Nederland, Duitsland en Zwitserland gezamenlijk hadden besloten om elkaar te treffen op de Lofoten. Tezamen met de mobilhome-gekke Noren, natuurlijk. Het zou mij niet verwonderen als de mobilhome ooit werd uitgevonden door een Noors genie: een hut op wielen! Trouwens, het Noorse woord voor mobilhome is "bobil".

Het nadeel van reizen buiten het hoogseizoen is dat werkelijk alles dat ook maar wat variatie zou kunnen brengen in een fietsvakantie nog gesloten was: vrijwel alle dorpsrestaurants en -café's, alle lokale musea, ... Dit betekende dat ik soms een zorgvuldige planning diende te maken om aan mijn dagelijkse voedsel te geraken. Maar aangezien ik bekend sta als een doorwinterde fietser was het voor mij niet echt een probleem om heelder dagen te fietsen zonder enige "wereldse" afleidingen.

In sommige grotere steden verbleef ik in jeugdherbergen. Andere nachten gaf ik de voorkeur aan kamperen. Op sommige Noorse campings is het verboden (!) om in een tent te slapen. Op zo'n plaatsen overnachtte ik in een hut.

Enkele nachten kampeerde ik wild. Alhoewel dit volkomen legaal is in Scandinavië, is het niet altijd zo eenvoudig als het lijkt. In het bijzonder in het bergachtige Noorwegen. Op de Lofoten is wild kamperen een groot probleem geworden. De plaatselijke bevolking heeft er de buik van vol.

Mensen die onder normale omstandigheden nooit zouden denken aan slapen in een tent gaan in Noorwegen, om budgettaire redenen, kamperen. Dikwijls gaan ze zelfs wild kamperen, niet gehinderd door enige kennis over de "regels" of de "etiquette". Hierdoor is vervuiling een ernstig probleem geworden in populaire gebieden.

Op een avond op de Lofoten vond ik geen camping en besloot te gaan wildkamperen. Ik had een verlaten strand met wit zand in gedachten. Maar toen ik op die plaats aankwam, was ik geschokt door wat ik daar zag. Het strand was alles behalve verlaten. In tegendeel, het stond er vol met tenten en het leek wel een camping op één of ander Belgisch rock festival. Ik besloot dan maar om nog een tiental kilometer verder te fietsen totdat ik mij een geschikt en eenzaam plaatsje vond in een wildernis gebied.

Noorse autobestuurders moeten (samen met de Japanezen) tot de meest voorzichtige ter wereld behoren. Als er ergens maar een lichte bocht in de weg was of de top van een heuvel (wat in Noorwegen vrijwel overal het geval is) vertraagden ze en bleven achter mij rijden op een bijzonder geduldige manier. En wanneer ze uiteindelijk besloten om mij voorbij te steken, deden ze dit op een heel veilige afstand. Ik denk dat mij op dit vlak een schok te wachten staat wanneer ik zal terugkeren op de Belgische en vooral de Brusselse wegen!

Tijdens mijn verblijf in Noorwegen ben ik tijdelijk geheelonthouder geworden. Ik drink in Noorwegen geen bier aangezien dit enkel maar een gat zou slagen in mijn budget. Voor de geïnteresseerden, een glas pils kost hier 8 à 9 €.

Ik had altijd gedacht dat het nationale gerecht van Noorwegen zalm was. Maar ik was helemaal verkeerd. Het nationale gerecht van Noorwegen is ... pizza! Elk dorp met meer dan 500 inwoners heeft tenminste één pizzarestaurant. Andere Noorse culinaire genoegens zijn kebab en hotdogs.

Er moet een soort van equivalent van de "American dream" bestaan. De "Turkse (of Midden-Oosterse) droom": verhuizen naar het westen van Europa en een eigen kebabrestaurant starten. Ik kon mij niet van de indruk ontdoen dat elke migrant die vanuit het Midden-Oosten in Noorwegen is aangekomen één enkel idee had: zo snel mogelijk met een kebabtent beginnen.

Om groter economisch succes te hebben hebben een aantal slimme Turken zich gespecialiseerd en aangepast aan de lokale markt. In veel plaatsen kon ik al uithangborden zien met "Istanbul kebab, pizza en hotdog restaurant". Vegetariër zijn in Noorwegen is niet altijd simpel!

Noren zijn ook dol op koffie en ijs. Soms zelfs tegelijkertijd. Het vormt voor hen geen enkel probleem om op een terrasje te genieten van een ijsje zelfs als de buitentemperatuur enkel 5°C is.

Ik maakte reeds melding van de Amerikaanse en de Turkse droom. De Noorse droom moet zijn om in een afgelegen hut te zitten, ver weg van de moderne wereld. Ik begin meer en meer te denken dat er misschien wel wat Noors bloed door mijn aderen stroomt ...

Eén van de meest afgelegen plekken op aarde is Bouvet Eiland. Het is een klein en onbewoond eiland op het zuidelijk halfrond, ergens in het midden van de Atlantische Oceaan tussen Afrika, Zuid-Amerika en Antarctica. Natuurlijk behoort dit eiland tot ... Noorwegen. Ik denk dat Bouvet Eiland in de gedachten van veel Noren een soort van hemel op aarde moet lijken.

Behalve tijd doorbrengen in een afgelegen hut in het bos en om het even welke vorm van vissen, lijken Noorse mannen graag het gras af te rijden. Misschien komt dit omdat gras vrijwel de enige plant is die relatief snel kan groeien in het noordelijke klimaat.

Ze hebben ook een zwak voor oldtimers. Over het hele land kon ik heel mooie auto's uit het verleden zien, met veel opgepoetst chroom en in een perfecte toestand. De trotse eigenaars met hun klassieke wagens waren vaak te zien op zon- en feestdagen.

Het leek er op dat Noorse mannen nog een ander  "zwak" hadden ook. Noorse zalm mag dan wel één van 's lands belangrijkste exportproducten zijn, maar ik denk dat één van de belangrijkste importproducten ... Thaise vrouwen moeten zijn.

Het viel mij op dat zelfs in de kleinste en meest afgelegen dorpen telkens wel enkele heel exotisch ogende vrouwen te zien waren, op het eerste gezicht ietwat misplaatst in het wilde noordse landschap. Thaise vrouwen beginnen een bedreiging te vormen voor Turkse en Arabische mannen aangezien zij een nieuwe hype gelanceerd hebben op het Noorse platteland: het Thaise restaurant. Aangezien de Thaise keuken talloze interessant vegetarische gerechten heeft, was ik heel blij om deze etablissementen te bezoeken.

De bevolking van de noordelijke gemeenten en dorpen was verrassend internationaal. Buiten de reeds vermelde Aziatische vrouwen waren er dikwijls ook mensen van over heel Europa die er tijdelijk of permanent verbleven. De meesten van hen kwamen uit Polen, Litouwen en Estland. 's Winters zijn ze actief in de visindustrie, meer bepaald in de visverwerking. 's Zomers komen ze aan de kost als klusjesman. In vrijwel elk dorp woont er ook wel een familie uit Somalië of Eritrea. Tot nu toe lijken deze mensen nog niet de ambitie te hebben om hun restaurants te beginnen.

Iets anders dat mijn aandacht trok was het feit dat de kinderen in de Noorse kleuterscholen vrijwel constant buiten zijn, ongeacht het weer. Noren zijn er zich goed van bewust dat slecht weer iets zeer gewoons is in hun land. Daarom trainen ze hun kinderen reeds vanaf prille leeftijd om dit feit te accepteren en leren hen dat slecht weer geen reden is om jezelf binnenshuis op te sluiten. Eén van de eerste dingen die de kinderen leren, is dat er niet zoiets bestaat als  "slecht weer", maar enkel onaangepaste kledij.

Boven de Poolcirkel schijnen de mensen een andere notie dan ons te hebben over warmte. Bij 12°C en een zonnige dag is het niet ongewoon om mannen in ontbloot bovenlijf aan het werk te zien rondom hun huis.

Eén van de meest noordelijke campings waar ik verbleef, was schilderachtig gelegen tussen bergen met besneeuwde toppen. Het smeltwater vormde wilde bergstroompjes die uitmondden in een klein meertje in het midden van de camping. Het water zal wel ijskoud geweest zijn, alhoewel ik dat niet zelf gecontroleerd heb. Dat deden enkele Finse gasten wel.

Ik had gedacht dat de twee viking-achtige mannen met hun indrukwekkende baarden een demonstratie zouden geven van hun moed. Dat deden ze niet, aangezien hun prioriteit lag bij het drinken van enkele biertjes. Hun echtgenotes en kleine kinderen toonden meer vastberadenheid.

De kleine meisjes moeten ergens tussen 3 en  6 jaar oud geweest zijn. Hun moeder pakte het kleinste meisje vast en gooide haar zonder enige waarschuwing in het meertje. Ik had gedacht dat het meisje hierdoor in shock zou zijn en op een verschrikkelijke manier zou beginnen te krijsen. Maar tot mijn verbazing was het net het omgekeerde dat gebeurde. Het kind had dolle pret en lachte uitbundig. Vervolgens sprongen ook de moeder en de andere kinderen zonder aarzelen in het ijskoude water.

Ik vermoed dat er een groot verschil is tussen noordse en Belgische ouders. Als een Belgisch kind nog maar enkel naar een koud bergmeer zou kijken, zouden de ouders al beginnen panikeren en hun spruit waarschuwen om weg te blijven van de waterkant, alsof kijken alleen al de oorzaak kan zijn van gevaarlijke en levensbedreigende situaties. Ook, indien een Belgische moeder haar kind in een bergmeer zou gooien, dan zou één van de omstaanders wellicht de politie opbellen. De kinderbescherming zou ingeschakeld worden, de moeder zou het risico lopen uit de ouderlijke macht te worden ontzet en kind zou door de overheid "voor zijn eigen welzijn" in een gespecialiseerde instelling worden geplaatst ...

Ik ga hier stoppen met schrijven, want anders hou ik jullie te lang van jullie werk! Zoals jullie kunnen zien gaat alles goed met mij. Hopelijk is dat ook zo bij jullie.

Het beste,

Frank


My trip to Norway is coming to its end. All in all, everything went fine (as planned). I could even say that most things went better than I had expected. In the first place, I am talking here about the weather. At some moments, my previous nordic cycling holiday looked like a tough expedition. I encountered very harsh climatic circumstances when I cycled in Iceland in 2015. Fortunately, I was prepared for the worst and had the right clothes with me. Because of this, cycling in Iceland was, although extremely tough at times, a rewarding experience.

So when I left for Norway, my luggage (and in particular the clothing part of it) was very similar to what I took with me to Iceland. Norway has the reputation of being a very rainy destination. Well, not only is it having this reputation, most of the time it simply IS a rainy destination. On top of this, I was planning to go way up north and was aware that I might expect very cool temperatures.

It seems that I had luck at my side this time. I have cycled more than 3000 km and in six weeks, I only had to cycle 1 full day and 1 half day in heavy rain. One day, I had a mix of all possible types of weather with even a little bit of snow while crossing a mountain pass.

For the amateur meteorologists among you, here are some statistics: 10 % of the time, I had to deal with different types of wet weather. 15 % of the time, it was grey and cloudy. 20 % of the time, it was sunny with big white clouds and an amazing 55 % of the time, it simply was (very) sunny.

I can only conclude that this is an excellent score for Norway. I have to admit that it seems that I often was in the right place at the right time. E.g. while I was enjoying beautiful weather, it rained quite a lot in other parts of Norway and Scandinavia.

One constant weather factor that I had to deal with most of the time was a hard blowing wind. Sometimes it was blowing in my favour, but more often it was a terrible head wind. But that was the "price" I had to pay for all the good weather I got.Northern wind in arctic Norway in May and June brings clear days with crispy blue skies.

Temperatures were usually around 10-12°C, which is perfect for cycling in a hilly/mountainous country such as Norway.

On most days, I could cycle in shorts. I always wore my rain jacket for the simple reason that it is completely windproof. On days with a strong headwind, the wind chill factor was very high. On those days, I had to wear a woolen hat and sometimes even gloves, too.

Other tourists in the Oslo hostel can hardly believe that my sun-tanned face, hands and legs are the result of cycling some weeks in the far north of the country.

I was also lucky with the planning of my resting days. About one day a week, I didn't cycle. On half of these resting days, the weather was quite terrible.

I realise that I am sounding like a maniac weatherman on tv, only talking about one thing. I'd better change subject before you are bored to death. Some words on my route perhaps.

First, I took an inland route leading through the picturesque Telemark region north (90% of the time on this trip I cycled to the north) to Lillehammer and Trondheim. This meant a lot of spruce forests and mountains. Before Trondheim I had to cross the dramatic Dovrefjell area. Over there, the scenery started to look very wild and nordic with barren, snow-covered mountains, wild rivers and big waterfalls.

From Trondheim I took a coastal road to Bodø. I cycled from small island to small island and every day I had to cross huge bridges or take ferryboats connecting these islands. I regularly had to use tunnels, too.

Most of the tunnels I took were 2-3 km long. One was more than 6 km. Cycling through a tunnel is not for the faint-hearted. The moment a car enters the tunnel, it creates a terrible thundering sound which always gave me the feeling that a huge fire-spitting dragon was behind me, determined to crash me between its teeth. I was always very happy when I could see the "light at the end of the tunnel" and return to the happy sunlight world.

Some of these tunnels were going under the sea, which felt a bit odd initially, especially when the roof appeared to be leaking. A few tunnels had a button to push at the entrance to warn drivers that there was a cyclist in the tunnel.

The local tourist industry proclaims that this coastal road is one of the most beautiful ones of the country. I can agree on this. Road 17, the Kystriksveien, got more scenic day by day. From the moment I reached this area, I was able to see a superb scenery with stunning fjords and an almost tropical looking sea in all shades of blue.

Next, I went to Lofoten. Very beautiful, very popular and ... very crowded. One thing the tourist brochures never mention, is that the villages of the archipelago have a terrible fishy smell. The main industry there is cod which is dried on racks in the open air and sold as "stokfish".

The neighbouring archipelago is called Vesterålen. It has a similar beauty as Lofoten, but it is more relaxed, more genuine, less crowded.

After having cycled about 80% of all roads on Lofoten and Vesterålen, I returned to the mainland and took a train that brought me in 18 hours from Bodø to Oslo. Now I have to cycle two more days to reach the harbour and the freight ship in the south of the country that will take me back to Belgium.

The most northernly place that I reached on this trip was the town of Andenes (situated on Andøya, one of the Vesterålen islands). This is some 300 km north of the Arctic Circle. In fact, since mid-May I didn't see any darkness at all because I was in the midnight sun area. It is only since I returned to Oslo that I have seen (a little bit of) darkness at night.

On the first leg of my trip, from Brevik in the south of Norway to Trondheim, I didn't see any other cyclists. My appearance must have been so exceptional that a Lillehammer newspaper devoted an article to my undertaking.

Next, from Trondheim to Bodø, I met 1 other cyclist. Finally, on the Lofoten and Vesterålen islands, I usually saw 4-5 other cyclists. A day! To my big surprise, a lot of them were French. Also several Dutch, but they are the "usual suspects" when it comes to travelling cyclists. On top of this, they are easy to recognise because a lot of them have a Dutch flag attached to the back of their bicycle.

Foreign cyclists in Norway share one general topic of conversation. Sooner or later (and usually quite soon) we start complaining about the outrageous price level of everything in Norway. I even met several Norwegians who joined enthusiastically in this type of conversation. Only the few Swiss cyclists that I met had no complaints. To them, Norwegian prices were "very normal and reasonable".

Everything is terribly expensive. The quality of the food products sold in supermarkets is rather disappointing. A lot of fastfood, frozen and canned food. One needs a lot of inspiration not to cook spaghetti every day. Or go to the pizza restaurant every day.

The average Norwegian is quite shy. For this reason, I felt quite comfortable. When I stopped at a shop to buy some food, I usually was ignored. But every now and then the ice was broken and someone carefully started a conversation that turned out to be very nice and friendly. A lot of people spoke English well.

Norway is a paradise for the nature lover. Most towns and cities I passed by were pretty dull and boring. Exceptions were Trondheim with its impressive gothic cathedral and of course Oslo which has some very interesting museums.

While cycling, I have seen many roebuck, deer, foxes and hares. But I can see these animals also regularly when I go running or hiking in Belgium.

While cycling in Norway, I have seen hundreds of traffic signs warning for elks crossing the road. And eventually, on my last cycling day in arctic Norway, a small group of three elk crossed my path!

On cycling trips in Belgium and abroad, I have too often seen the dead bodies of badgers. Victims of the traffic. On hikes in Wallonia, I can often see badger footprints in the mud. But the real thing always stayed hidden to me. Until now. Finally, I have seen a living badger, which made my day.

Sometimes I saw sea-otters near the coast.

And I had seen whales before, but here in Norway it was the first time I saw them from the saddle of my bicycle. While cycling on a coastal road, I could suddenly see three whales swimming by! I am not 100% sure, but I believe it must have been common minke whales or long-finned pilot whales.

In Arctic Norway, I often saw sea eagles and most of the time the silence was only broken by the songs of birds such as seagulls, oyster catchers and whimbrels.

One notorious water-loving creature of the nordic summer months was almost completely absent in the areas that I visited: the mosquito.

In Norway, the tourist season only starts on 15 June. Or in some places even 1-2 weeks later. I started cycling in May. This had its advantages, but also some disadvantages. The good thing was that it was very quiet in most places. The exception was maybe the Lofoten islands, an area that has become a victim of its success.

The Lofoten are suffering from a big touristic pressure. The narrow roads are filled with campers, some of them very huge: the size of a truck or a bus. I sometimes had the impression that there was some kind of conspiracy and that all camper owners of the Netherlands, Germany and Switzerland simultaneously had decided to meet on the Lofoten. Together with the camper-crazy Norwegians, of course. The camper must be invented by a Norwegian genius: a hut on wheels! By the way, the Norwegian word for camper is "bobil".

The downside of travelling off-season is that really everything that can bring some variation to a cycling holiday was still closed: all village restaurants and cafés, all museums, ... This meant that I sometimes had to do some careful planning in order to get my daily food. But as some people call me a die-hard cyclist, it doesn't really pose a problem when I have to cycle all day long without any worldly distractions.

In some of the bigger cities I stayed in hostels. On other nights, I preferred to camp. In some Norwegian campsites it is forbidden (!) to sleep in a tent. In those places, I spent the night in a hut.

On a few nights, I camped in the wild. Although this is completely legal in Scandinavia, it is not always as simple as it seems. Especially in mountainous Norway. On Lofoten, wild camping has become a huge problem. The local people are getting fed up with it.

For budget reasons, people who under normal circumstances would never think of sleeping in a tent go camping. And often even camping in the wild without having a clue about the "rules" or wild camping "etiquette". Pollution is getting a serious problem in those areas.

One night on Lofoten, I didn't find a camping so I planned to camp in the wild. I had a deserted white sandy beach in mind. But when I reached that place, I was shocked by what I saw. The beach was not deserted at all. On the contrary, it was full of tents as if it was the camping ground of a Belgian rock festival. I then decided to continue cycling for 10 km until I found myself a lonely place in a wilderness area.

Norwegian car drivers must be the most careful ones in the world (together with the Japanese). When there was a slight curve in the road or a top of a hill (which in Norway is the case almost everywhere) they slowed down and stayed behind me in a very patient manner. And when they finally decided to overtake me, they did so at a safe distance. I think I will be in for a shock when I return to the Belgian and Brussels roads!

During my stay in Norway, I have become a temporary tea-totaler. I don't drink beer while I am in Norway as this would only ruin my budget. For the ones who are interested, a glass of beer costs 8-9 € here.

I always used to think that the Norwegian national dish was salmon. I was completely wrong about this. The Norwegian national dish is ... pizza! Every village with more than 500 inhabitants has at least one pizza restaurant. Other Norwegian culinary delights include kebab and hot dogs.

There must be something like an equivalent to the American dream. The "Turkish (or Middle Eastern) dream": migrating to the west of Europe and start your own kebab shop. I had the impression that every migrant from the Middle East arriving in Norway has only one idea: to start a kebab shop as soon as possible.

In order to have more economic success, some clever Turkish guys have specialised and adapted to the local market. In many places I could see "Istanbul kebab and pizza and hotdog restaurant". Being a vegetarian can be tough in Norway!

Norwegians are also very fond of coffee and icecream. Sometimes even together. To them, it doesn't pose a problem to enjoy an icecream on a terrace in the street even when it is only 5°C.

I already mentioned the American and the Turkish dream. The Norwegian dream must be to sit in a remote hut, far away from the modern world. I am starting to think that maybe I have some Norwegian blood running through my veins ...

One of the most remote places on earth is Bouvet Island. It is a small unhabited island in the southern hemisphere, somewhere in the middle of the Atlantic Ocean between Africa, South America and Antarctica. Of course, this island belongs to ... Norway. I guess that in the mind of many Norwegians Bouvet Island must seem like some kind of heaven on earth.

Apart from spending time in a remote hut in the forest and any type of fishing, Norwegian men seem to enjoy mowing the lawn. Maybe this is also because grass is the only plant that can grow relatively quickly in this northern climate.

They also have a weakness for oldtimer cars. All over the country, I could see the most beautiful cars from the past with a lot of shining chrome and all in a perfect condition. The proud owners and their classic cars were a common sight on Sundays and on bank holidays.

It seems that Norwegian men have another "weakness" too. Norwegian salmon might be the country's most important export product. But I think that one of the most important import products must be ... Thai women.

It struck my attention that even in the smallest and most remote villages I always could see exotic looking women who seemed very out of place in the wild nordic landscape. Thai women start to pose a threat to Turkish and Arabic men, as they launched a new hype in the Norwegian countryside: the Thai restaurant. As Thai cuisine has some interesting vegetarian dishes, I was happy to visit these places.

The population of nordic towns and villages was surprisingly international. Apart from the Asian women that I already mentioned, there were often people from all over Europe living temporarily or permanently. Most of them came from Poland, Lithuania and Estonia. In winter, they are active in the fish (processing) industry. In summer, they earn a living as handimen. Almost every village has one family from Somalia or Eritrea. So far, these people don't seem to have the ambition to start restaurants.

Something else that struck my attention was that at Norwegian kindergartens the kids were constantly outside, no matter what the weather looked like. Norwegians are aware that bad weather is fairly common in their country. So they train their children from a very young age to accept this fact and teach them that bad weather is not a reason to lock yourself inside the house. One of the first things those kids learn, is that there is not a thing such as "bad weather", only inadequate clothing.

Above the Arctic Circle, people seem to have a different notion about warmth than we have. When it is 12°C and sunny, it is no exception to see men working around their house bare-chested.

One of the most northernly campings that I stayed at was very scenicly situated between snow-capped mountains. The melting snow created wild mountain streams that flew into a small lake in the middle of the camping ground. The water must have been icy, although I didn't check this myself. Some Finnish visitors did.

I thought that the two viking-style men with their impressive beards would give a demonstration of their bravery. They didn't, as their first priority was to have some beers. Their wives and small children showed more determination.

The little girls must have been between 3 and 6 years old. The mother picked the smallest girl and, without a warning, threw her in the lake. I expected that the little girl would be in a shock and start to cry in a terrible way. But to my surprise, the completely opposite happened. The kid was laughing with joy and had a fantastic time. Then, the mother and the other kids also jumped in the ice cold water.

I think there is a big difference between nordic and Belgian parents. If a Belgian kid would only look at a cold mountain lake, its parents would already start to panic and warn it to keep away from the water's edge, as if only looking at the water could be the cause of dangerous and life-threatening situations. Also, if a Belgian mother would throw her kid into a mountain lake, most probably one of the bystanders will call the police. The national child protection unit would interfere and the mother risks that the kid is taken away by the authorities and put in a specialised care institution ...

I will stop writing here. Otherwise I might keep you from your work for too long! As you can see: I am fine and doing well. I am hoping that this is also the case for you. And I hope you all can enjoy your well-deserved summer holidays very soon!

All the best to you!

Frank

 

 

 

 

 

Post a Comment

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking