Reisverhaal «8. Oostkaap (binnenland) en Free State»
Zambia en zuidelijk Afrika
|
Zuid-Afrika
|
5 Reacties
29 November 2012
-
Laatste Aanpassing 05 November 2013
Oostkaap provincie
Na Port Elisabeth rijden we 60 km noordelijk. Daar is het Addo Elephant National Park. Het park werd ooit opgericht door een boer, toen hier nog olifanten in het wild leefden. Ze werden door de andere boeren gedood omdat ze de gewassen op het veld verwoestten. Die ene boer stelde zijn land ter beschikking voor het verblijf van de nog resterende olifanten. Het park is momenteel al erg groot, er is nog uitbreiding voorzien. Momenteel zijn er 2 delen van het park die aan de Indische Oceaan liggen zodat men hier spreekt van de “Big 7”. Dit zijn de olifant, buffel, neushoorn (zwarte), leeuw, luipaard, walvis en witte haai. Het landwild zit in een beperkt gedeelte van het park (dat nog vrij groot is). Er is in dat gebied een deel afgesloten zodat olifanten daar niet binnen kunnen. Men noemt het de botanische tuin. De bedoeling is om voor zeker 100 jaar hier geen olifanten binnen te laten en daardoor de invloed te bekijken van die dieren op de vegetatie, dat in vergelijking met de plantengroei in het park zelf.
Er zijn geen rivieren in het park, enkel waterputten. De dieren moeten daar dus naartoe komen om te drinken.
Bij het betalen van het toegangsgeld krijgen we een geïllustreerde kaart waardoor het gemakkelijk is om dieren en vogels te herkennen. Hun naam en afbeelding staat telkens vermeld.
Addo is het enige park in het zuidelijk deel van Zuid-Afrika waar al het groot landwild, uitgezonderd de giraf, voorkomt. Al de dieren zijn hier terug ingevoerd. Zo is er bijvoorbeeld de Kaapse buffel, een ondersoort van de Afrikaanse buffel, die blijkbaar enkel hier gedijt.
In het Addo Elephant National Park hebben ooit 2 erg merkwaardige dieren geleefd. De ene was Hapoor, een olifantenmannetje. Hij was ooit een stuk van zijn oor kwijtgeraakt (vandaar zijn naam) waarschijnlijk door een schutter. Het dier had (daardoor) een erg grote afkeer van mensen. Bovendien was het een uitzonderlijk sterk en woest dier. Geen enkele ranger heeft ooit in zijn buurt geweest, integendeel, ze zetten het op een lopen als ze Hapoor zagen. Dit mannetje was gedurende 24 jaar de absolute heerser over de kudde in het park. In deze tijdspanne groeide de kudde van 20 olifanten aan tot 50 stuks. Voordien was er één van zijn zonen die hem van de troon wou stoten, maar bij een gevecht op leven en dood tussen deze 2 mannetjes heeft Hapoor het gehaald. Na 24 jaar is hij dan toch door een nieuw mannetje én door de kudde verstoten. Maar ook dat nam hij niet. Hij is er toen in geslaagd om door de sterkste afsluiting ooit (kost nu 18.000 € per km, niet meer te betalen) door te breken. Maar zijn vrijheid duurde niet lang. Omdat de directeur van Addo zijn vijandschap t.o.v. de mens kende én zijn kracht, zat er niets anders op dan het dier dood te schieten, wat hij dan ook gedaan heeft.
Een tweede erg merkwaardig dier was de Bergschildpad Domkrag. Het was een dier, dat dood gewogen 60 kg zwaar was. Het was in staat om auto’s op te heffen zoals men zou hebben met een lift jack. Het schild was enorm sterk.
Elk van deze 2 dieren heeft een waterdam naar zijn naam gekregen.
Meer noordelijk ligt Cradock. Voordat we Cradock bereiken ligt er eerst een veel grotere township met gemetselde huizen. Ondertussen weten we dat de kostprijs voor huizen in de dorpen en steden waar het grootste deel van de blanken woont, voor de meeste zwarte mensen en de kleurlingen (Aziaten) te duur is. Maar niet elke blanke heeft voldoende geld om in de dorpen te wonen. Waar die dan wonen weten we niet. De huizen in de townships zijn kleiner en goedkoper. En zelfs al worden bewoners rijker (en zouden ze zich een huis in de stad of het dorp kunnen permitteren) dan nog bouwen ze een groter huis, maar blijven ze in de township wonen. We bezochten 7 jaar geleden Soweto, de zwarte voorstad van Johannesburg met toen, meer dan 5 miljoen inwoners, en we kregen bij de rondleiding te horen dat daar de grootste concentratie aan miljonairs woonde. Zij woonden in grotere huizen, sommigen hadden zelfs een villa laten bouwen.
Cradock op zichzelf is niet veel zaaks, maar in de buurt is er het Mountain Zebra National Park. Ooit is het park opgericht om de Bergzebra te beschermen, herbergt het park nu een groot aantal dieren, echter geen leeuwen, luipaarden, giraffen noch olifanten. De vegetatie behoort tot 3 zones, waarbij één Karoo is, een ander grasland en een derde bergvegetatie. In het park ligt een tafelberg en bovenop leven ook een aantal dieren. Daar is het kouder, meer wind en gras met erg lage struikjes tussen losliggende stenen. Om de tafelberg op of af te rijden moet dat via een steile helling.
De dieren hebben veel ruimte, maar er is weinig echt dicht struikgewas. Behalve de zebra’s ziet men de dieren meestal op een wat grotere afstand, maar we zien er veel. Op 4,5u zien we meer dan 12 soorten, waarvan we gedurende deze reis 4 soorten nog niet eerder hebben gezien.
Een kleine 200 km westelijk van Cradock zijn ligt Graaff-Reinet, volgens de beschrijvingen “de parel van de Karoo” en met meer dan 200 gebouwen die Nationaal Monument zijn.
Rond de stad liggen 3 grote, goed geordende townships . Rond het geheel ligt het Camdeboo National Park. De naam van de stad komt van een koppel die er belangrijk waren tijdens de oprichting. Het waren Boeren. Er zijn ook hier wel problemen geweest tussen de Boeren en de Engelsen. Nu is het een Afrikaanse stad waarbij ook de bewoners van de townships Afrikaans spreken. De gemeente is Cambedoo, de naam van het park is daarvan afkomstig.
Het Camdeboo N.P. bestaat nog maar 7 jaar, maar voordien was er hier enerzijds al een Karoo natuurgebied (maar nog niet op het niveau van het land erkend) en ook een gebied dat al 80 jaar Nationaal Monument was. Deze verschillende gebieden en nog wat extra gebieden, vormen nu het Nationaal Park. Ook hier gaat men nog verder uitbreiden. De vegetatie is hoofdzakelijk Karoo, maar er is ook grasland en wat bebossing (met doringbomen, struiken met lange dorens). We kamperen op de ,nog maar 6 maanden oude, camping in het Nationaal Park. Op dit moment, zondagmiddag, is de camping leeg. De weekendgasten moeten ten laatste om 10u weg zijn en de gepensioneerden, vooral Zuid-Afrikanen, komen pas op zondag, wat later op de dag, toe. Het is vandaag ook een prachtige dag met een knalblauwe lucht en vanaf de middag erg aangename temperaturen tot 28°. En dan te bedenken dat we deze ochtend met een koude 9° gestart zijn. We genieten van de warmte, nu we nog in Zuid-Afrika zijn. Binnenkort komen we in de Belgische winter terecht! De volgende morgen is de temperatuur 7°, dus we wennen al een beetje.
In het Nationaal Park is het wildgebied door een weg gescheiden van het geologisch mooie en beschermde gebied. Dit laatste heeft men de “Vallei van de Verlatenheid” genoemd. Het is eerst wat rijden en dan op 2 plaatsen een korte wandeling over wat stenen, soms enkele treden, en wat rotsen. De eerste plaats is een uitzichtpunt vanaf een grotere hoogte , op de omgeving, de stad, het stuwmeer.
De tweede plaats biedt, na de korte wandeling, uitzicht op de zeer mooie “Vallei van de Verlatenheid”, gelegen tussen zuilen en opeenstapelingen van grote rotsblokken. Het hele gebied heeft ooit vulkanische activiteiten gekend en de resten van de inhoud van de vulkanen zijn als bergen en rotsen en kegels in het landschap te zien. De vulkaanbergen zijn al lang weg geërodeerd.
Bij een rit in het wildgedeelte is er af en toe een pad naar het meer.
’s Morgens iets na 6u maken we een rondrit in het wildgedeelte. Vermits het park nog jong is, is de hoeveelheid wild nog beperkt. Toch zien we wat.
Graaff-Reinet is een heel homogene stad. Waarschijnlijk bestaat hier de verplichting om nieuwbouw in het centrum in dezelfde stijl van de geklasseerde huizen te bouwen.
Er zijn een vijftal musea in de stad, telkens in een historisch gebouw. De huizen waren zeer groot en meestal zijn ze nog ingericht zoals weleer. Anderzijds zijn er ook verzamelingen tentoongesteld, zoals ossenwagens, muziekinstrumenten, speelgoed, fotografiemateriaal met bijhorende foto’s, …. . Uiteraard alles passend in het tijdskader. Er is één toegangsticket voor de vijf musea samen.
Wat ten noorden van Graaff-Reinet ligt, midden in de Karoo, een heel eind van elke andere bewoning verwijderd (60 km van Graaf-Reinet, de dichtstbijzijnde plaats, het dorpje Nieu Bethesda. Hier is nog geen benzinestation, ATM of betaling met een creditcard ingevoerd.
Het zou helemaal in de vergetelheid geraakt zijn, ware het niet dat er Helen Martins, een kunstenares, gewoond heeft. Op latere leeftijd is ze begonnen om met cement beelden te maken en ook gekleurd glas te gebruiken. Zij leefde van 1897 tot 1976 en had een voorliefde voor uilen. Haar huis, werkplaatsen en kunstwerken zijn in het dorp te zien. Haar huis is het Uilenhuis genoemd en haar tuin de Kamelentuin. De verzameling van allerlei in haar huis en de beelden in haar tuin zijn indrukwekkend. Ze was, na haar scheiding, vereenzaamd en ze zocht naar het licht en de waarheid. Waarschijnlijk heeft ze dat niet gevonden want in 1976 beëindigde ze zelf haar leven.
Daarnaast is Nieu Bethesda ook een plaats waar nogal wat fossiele resten gevonden zijn. Hier ligt ook de “Beaufort-laag” uit het Perm aan de oppervlakte, dezelfde als deze die ik beschreef bij het Karoo National Park (verhaal 5). Er is een klein, maar attractief museum en van een paleontoloog krijgt men op het veld uitleg. Na al onze vorige bezoeken aan de fossiele opgravingen , is dit een zeer goede aanvulling.
Professor Kitching , die hier heel wat werk verricht heeft (en nog doet) heeft bij opgravingen op Antarctica, eenzelfde organisme gevonden dan in de Karoo. De tijd waaruit de fossielen stammen is 253 miljoen jaar geleden en dan was het continent Gondwana een gebied waaruit o.a. Antarctica, Afrika, Zuid-Amerika, Australië voortgekomen zijn. Deze fossielen waren de voorouders van de huidige zoogdieren, maar zijn om een tot nu toe onbekende reden 251 miljoen jaar geleden door een dramatische gebeurtenis, uitgestorven.
Er is ook het Bethesda Art Center waar een 18-tal mensen uit de township aan meewerken.er worden litho’s gemaakt met thema’s van de zwarten, naaiwerk met San thema’s en, op bestelling, maakt men ook grote muurdoekwerken waar deze thema’s in voorkomen. Het is ook de moeite waard.
Verder zijn er nog wat kunstenaars, restaurants, een artisanale brouwerij, annex geitenkaas-boerderij, …
We gaan ook even langs het kerkhof van het dorp. Er wonen hier niet zo veel mensen, maar ze zijn te herleiden tot een vijftal achternamen. En er zijn slechts weinig doden per jaar.
Hierna verlaten we de Oostkaapprovincie en ook de Karoo, richting noorden.
De enige provincie van Zuid-Afrika waar we nog niet kwamen is Free State, oorspronkelijk Oranje Vrijstaat, een bastion van de Boeren.
Dinsdag doen we (om de lokale, historische terminologie te gebruiken) de Trek naar het noordoosten en overnachten we in Ficksburg. Bijna de gehele weg rijden we nog in de Karoo, eerst nog met mooie landschappen en in de valleien meer plantengroei en bomen. Maar na een tijdje in Free State word het geheel monotoner, minder heuvels, weinig plantengroei.
Pas als we bijna aan de grens met Lesotho komen is er veel meer groen, meer water, meer landbouw. Dit is ook het gebied van de zandsteenrotsen. Uit deze zandsteen werden gebouwen opgetrokken.
Ficksburg is het landbouwcentrum van Zuid-Afrika voor de aspergeteelt en de kersen. Aspergevelden zien we in allerlei stadia van de groei, waarschijnlijk is het aspergeseizoen wat langer dan bij ons. Wat betreft de kersen, 14 dagen geleden waren er in Ficksburg kersenfeesten. Dus op dit moment zijn de kersen rijp en worden ze verkocht. De kersenboerderijen zijn een eind verwijderd van de stadjes. De bomen staan op zonnige hellingen. Wegens de koude hier in september en oktober zijn de kersen klein gebleven.
Verder langs de weg ligt het dorpje Clarens. Het is mooi gelegen en erg toeristisch.
Heel wat kunstwinkels en winkels met souvenirs zijn hier neergestreken. Uiteraard ook hotels, guesthouses en restaurants en delicatessenwinkeltjes.
Alles heeft hier zijn hogere prijs.
Op het plein vinden we Basotho-dames die kersen verkopen. Ze laten zich graag fotograferen.
Hier , rond Lesotho en ook in Lesotho, wonen de Basotho mensen die als taal het Sesotho hebben. Zij zijn donkerder van huidskleur dan vele andere groepen in Zuid-Afrika.
Vanaf Ficksburg wordt het landschap mooier en mooier met de zandsteen rotsen.
Eenmaal in het Golden Gate Highlands National Park, is dit het mooist. We kamperen in het nationaal Park aan de rivier met uitzicht op het mooiste gebied in dit park. Vermits wij hier als eerste toekomen kunnen we dan ook de bevoorrechte plaats innemen.
Onze mooie, laatste kampeerplek in Zuid-Afrika
Het Golden Gate Highlands N.P. heeft zijn naam gekregen omwille van de mooie kleuren zandsteen.
Het gebergte hier behoort tot de Drakensberguitlopers, de hoogste bergketen in Zuid-Afrika en dé bergketen in Lesotho.
We zien de hoogste top van het land, iets meer dan 2800m. Wil men daar naartoe gaan dan moet men 2 dagen telkens een zware trektocht maken. In Lesotho is de hoogste top een eind boven 3000m.
Hier is de hoogste camping voor ons in Zuid-Afrika (1977m), maar het mooist gelegen.
Het park is bovendien bekend voor zijn vele vogelsoorten
We maken de rondritten in het park, telkens met mooie zichten. Er is hier wel een beetje wild, maar dat krijgt men meestal niet te zien.
De zonsondergang kleurt de zandsteenrotsen in warme kleuren. Een betere afsluiter voor ons Zuid-Afrika-bezoek kunnen we ons niet voorstellen.
Iets voorbij het Golden Gate Highlands N.P. is er een Cultural Village van de Basotho. Dit is een gelegenheid om iets meer over het volk te weten.
Er is een museum, maar het is een live-museum. We krijgen een gidse mee en, buiten het zicht vanaf de receptie of de baan, is er een dorp gebouwd waar de gewoonten, vooral uit het verleden, en wat over de geschiedenis live te zien is met uitleg. Als een bezoeker in een (vroeger) Basothodorp aankomt, dan wordt door een muzikant op uitkijk, het dorp verwittigd.
Iemand komt naar de bezoeker en maakt contact (dat is nu de gids). Zij gaat naar de adviseur van de chief om iets over ons te vertellen, en dan gaat de adviseur aan de chief vragen of we binnen mogen. Vroeger was het zo dat enkel mannen op bezoek kwamen. Het was not done dat vrouwelijke bezoekers een Basothodorp bezochten.
De gids vertelt ook dat Basotholand, voor de onafhankelijkheid van Lesotho, groter was dan Lesotho nu. Dus bij de onafhankelijkheid waren er Basotho, die in Zuid-Afrika bleven wonen.
Nu mogen we beiden bij de chef en daar vertelt de adviseur wie we zijn (de gids zegt dit de ceremonie is. De chief heeft boven zijn kledij een huid van een jachtluipaard. Het zou ook een van een leeuw of een luipaard kunnen zijn, dat toont de sterkte van de chief. De chief is zoiets als een koning, het chiefschap gaat over van vader op zoon. Wel te verstaan, de eerstgeboren zoon van de eerste vrouw.
We krijgen bij de chief zelfgemaakt bier uit sorghum. Dit wordt geschept en eerst drinkt de chief en zijn adviseur om te tonen dat alles OK is.
De eerste vrouw werd door de ouders gearrangeerd, zij was de dochter van een andere chief. De Basothomannen hadden tot 3 vrouwen. Momenteel hebben ze er nog één omdat het een dure zaak is om vrouwen en kinderen te onderhouden.
De tweede vrouw voor de chief werd door de eerste gekozen, het was meestal haar vriendin. De derde vrouw koos de chief zelf. Dat was dus meestal zijn lievelingsvrouw.
Nadien bezoeken we het chief domein, een omheining tegen de wind en voor de privacy, met 3 huisjes. Eeen keuken, een slaapkamer en een ontvangstkamer.
Dan komen we terecht bij de medicijnman. Stephan krijgt een zak botten en schelpen, die moet hij los in zijn handen nemen, op blazen en dan uitgooien op een matje.
Dan murmelt de medicijnman wat (een soort aanroeping van zijn voorvaderen) en dan zou hij zeggen wat de patiënt mankeert of wat zijn probleem is en hem vertellen welke kruiden hij moet nemen.Daarna komen we bij het huis van de eerste vrouw. Hier heeft men de stijl van de jaren 1500-1600.Ook hier 3 huisjes, en we proeven sorghumpap.
Bij de tweede vrouw zijn de huisjes uit de jaren 1700-1800. Daar vertelt men iets over de klederdracht bij de meisjes en vrouwen. Ik krijg ze ook telkens omgedaan, zij het dan boven mijn kledij. Meisjes tot 16 jaar hadden enkel een strorokje om. Dan kregen zij initiatie in het leven en droegen zij een rokje van een dierenhuid. Zij waren nu huwbaar. Eens gehuwd kregen zij een langere rok, ook van dierenhuid en een bovenstuk. Momenteel dragen nog veel vrouwen een wollen deken om zich, een overblijfsel van die gewoonten.We krijgen er een beetje fijngemalen, geroosterde mais waar wat zout en suiker aan toegevoegd is.
Als we bij de derde vrouw aankomen, zien we in de voortuin een andere vrouw die koeiemest met water en klei mengt, eerst met een schop, nadien ook met de handen. Die specie werd (en wordt nog) gebruikt als grondbedekking en om muren te bestrijken tegen indringend vocht. Het is zwaar werk.De bewoning van de derde vrouw is uit de jaren 1900. Toen waren de missionarissen al drukdoende en ze leerden dat de kinderen bij hun moeder moesten blijven. Dus nu waren er 4 huisjes, ook een voor de kinderen. Hier zijn al ramen en deuren, alles wordt moderener. Er is ook al een kolenvuur, een koelkast en lopend water.
Verder staan er wat moderne huizen, één huis voor het ganse gezien. Hier zijn ze mooi gekleurd en met versieringen. De realiteit is grauwer en grijzer.
We krijgen op het einde nog een traditionele song te horen, gebracht door 2 mannen waarbij de ene harmonica speelt en de andere op een zelfgemaakte trommel en tamboerijn.
Na dit cultureel gedeelte rijden we nog een zijvallei in. De weg is deels een privéweg van het hoogst gelegen mountain resort in Zuid-Afrika, een soort berghut. Ze ligt op 2200m. Van hieruit zijn erg moeilijke en dagenlange trektochten te maken naar enerzijds de Sentinel, een berg van bijna 3200m waarvan de top net in Lesotho ligt.
De berghut ligt ook vlakbij de grens met KwaZulu Natal en het Royal Natal Nationaal Park. Hier duurt de trektocht 5 dagen. Om enkele foto”s te maken stappen we even in het park en de provincie waar we gestart zijn. Nu hebben we een symbolische cirkel rond.
Het is hierboven mooi, nu staan we aan de voet van de Drakensberg. Tegen de middag vertrekken we voor het tweede deel van onze Trek en enkele uren laten zijn we na 6,5 weken en bijna 110000 km verder, terug in Johannesburg.