Reisverhaal «Het land van Chavez ...»
Het jaar van de zomer: deel 2
|
Venezuela
|
0 Reacties
15 Augustus 2008
-
Laatste Aanpassing 25 Augustus 2010
Deel twee van het verhaal: "Nat & Anita en `De Grote Oversteek` " start in Amsterdam. Omdat we vrij vroeg vanuit Schiphol vertrekken mogen we bij Martin - nen hele toffe`n ollander, die we ontmoet hebben in Colombia - overnachten. Hij woont op het gezellige Java-eiland in Amsterdam. Hij weet hoe hij zijn gasten moet verwennen en neemt ons mee naar de Parade. Tientallen alternatieve theatergezelschappen geven er het beste van zichzelf in een feeërieke enscenering in een park aan de oever van de Amstel. Het is een mooie, warme en gezellige zomeravond geworden. Rond een uur of drie kruipen we in ons beddeke om er twee uurtjes later terug uit te kruipen. We sluiten stilletjes de deur van het leuke appartement op het Java eiland achter ons en stappen naar het centraal station om de trein te nemen naar Schiphol. Even later zitten we op het vliegtuig naar Madrid. We zeggen nog tegen mekaar dat dit de perfecte start was voor onze grote reis, hopen dat Martin op tijd uit zijn bed geraakt voor het tennis toernooi (later horen we dat hij dit zelfs gewonnen heeft!) en vallen in slaap. In Madrid stappen we meer dan 20 minuten naar de volgende gate en even later hangen we hoog in de lucht boven de Atlantische Oceaan met als bestemming Caracas in Venezuela. We zeggen nog tegen mekaar dat het allemaal vlot is verlopen en vallen in slaap. Om 15u locale tijd (een half uurtje anders dan de rest...) zetten we voet op Venezolaanse bodem. Het duurt geen twee minuten voor we geconfronteerd worden met de beruchte zwarte dollar/euro markt. We wisselen honderd euro, weliswaar niet tegen een echt gunstige koers maar wel beter dan de officiële. We willen niet naar Caracas vanwege de slechte reputatie van deze stad en kiezen voor Macuto. Een klein plaatsje aan de kust niet zo heel ver van de luchthaven. Via de dame van het informatie bureau op de luchthaven komen we in het hotelletje Plaza Mar terecht. We nemen een douche en trekken het stadje in. Het is weekend en bijzonder druk hier. Overal terrasjes en muziek. We zetten ons aan een tafeltje op het strand en drinken ons eerste Venezolaans pintje. We kijken naar de mensen, zien dat we de enige toeristen zijn hier, drinken nog een pintje en hebben het gevoel dat we terug een beetje thuis zijn. Rond een uur of acht gaan we terug en het duurt niet zo heel lang voor we in dromenland zijn. Ook de volgende dag passen we ons aan het Caribische levensritme aan en doen eigenlijk niet zo heel veel. Het is nog drukker dan gisteren. Feesten kunnen ze, de Venezolanen. De boel netjes houden lukt hun iets minder goed en het begint dan ook stilaan op een vuilnisbelt te lijken. Ze drinken en zijn blij. Blij ook dat wij (de enige toeristen) er zijn. "Welkom in Venezuela!" klinkt het. "Bedankt dat je ons land komt bezoeken" en tot twee maal toe krijgt Nat een dikke knuffel van een dik bezwete Venezolaan die duidelijk al heel veel van die ´light´pintjes heeft gedronken. Na twee nachtjes in Macuto gaat het reizen echt beginnen. Met een busje gaat het richting Caracas. Vanaf Gato Negro gaat het ondergronds met de metro tot aan de busterminal. Hey, de eerste keer dat we een metro nemen in Zuid Amerika en ik moet zeggen, dit gaat heel erg vlot. Bagage en wij ondergaan een grondige controle en even later zijn we op weg met gesloten gordijnen. Blijkbaar is het hier de gewoonte. Zou omwille van de warmte (zon op de ramen) en de veiligheid zijn... Door een klein spleetje piepen we stiekem naar buiten en eenmaal we Caracas hebben verlaten is het een en al groen. Yes! zo hebben we het graag. Wanneer we stoppen om te tanken zie ik 0,048 per liter. Als je weet dat 1 boliviano volgens de officiële koers een 33 eurocent is... Het is dus waar dat in het land van Chaves de benzine stukken goedkoper is dan water. Goedkope benzine betekent ook heel veel auto´s en liefst van het soort dat zoveel mogelijk van dat goedje verbruikt. Hoe deze oude Noord Amerikaanse sleeën nog rondrijden is me een raadsel maar ik moet zeggen, het heeft iets. Ik zie een oude - met roest en vol gaten - Chevy voor een oud - met afgebladderde verfresten en begroeiing op en door het met hout afgeboorde balkon - koloniale huis staan. En ik moet zeggen, het heeft iets. Jammer dat het onwijs is om hier met een camera rond te zwaaien. Het zou een pracht van een foto kunnen geweest zijn. In Puerto La Cruz frist de taxi chauffeur ons geheugen op inzake Zuid Amerikaanse rijstijlen. Wegcode, snelheidsbeperkingen en rode lichten tellen absoluut niet mee. Ook hier is het druk en een slaapplaats vinden blijkt helemaal niet makkelijk. Het is ondertussen al donker en met volle rugzak door de straten dolen is niet erg verstandig. We hebben geen andere keuze dan een kamertje te nemen dat meestal maar voor enkele uurtjes wordt verhuurd. We hebben al op heel diverse ondergronden geslapen maar in dit geval leggen we ons matje op het bed, blijven stilletjes liggen en weten zo alle contact met het onderliggende bedlinnen te vermijden...
De volgende ochtend nemen we onze eerste 'por puesto' (een gedeelde taxi die pas vertrekt als hij voldoende passagiers heeft). Onze rugzakken gaan op het dak van een oud aftands minibusje. We slingeren door de straten van Puerto La Cruz en even later door de bergen langs de kustlijn. Zolang we in beweging zijn is de hitte te verdragen. Wanneer we stilstaan loopt het zweet in beekjes van ons lichaam af. Nadat de chauffeur zich een aantal keren met de gebruikelijke doodsverachting in een inhaalmanoeuvre heeft gestort en een half uurtje stil gestaan te hebben voor een of andere wegblokkade komen we aan in Playa Colorada. We slepen onze rugzak de helling op en komen bij de Zwitserse Rita en haar Villa Nirvana terecht. We installeren ons op het strand en worden meteen getrakteerd op een tropische regenbui. We schuilen in een hutje, drinken er een pintje en laten ons het vers gevangen visje (serieus exemplaar eigenlijk) lekker smaken. Wanneer de zon terug van de partij is leggen we ons op het strand, zwemmen, spelen en blijven tot de zon gaat slapen. ´s Avonds kletsen we wat met Rita en de andere gasten in het hostel. Vier dagen lang nemen we ´vakantie´ aan de Caribische zee in Playa Colorada. Uiteindelijk nemen we afscheid van onze gastvrouw en stappen in een busje richting Santa Fé. Daar nemen we een iets groter exemplaar dat ons naar Cumaná zal brengen. In 1997 heeft een aardbeving heel wat van het oude koloniale centrum verwoest maar er zijn gelukkig nog een aantal mooie straatjes met prachtige huizen overgebleven. Posada Bubulina´s is gelegen in zo´n straatje. Een mooi koloniaal huis met gezellige kamers. We komen er te weten dat het vandaag eigenlijk al zaterdag is. Alé we zijn nog maar een week verder en zijn al het besef van dag en tijd verloren. En om dat te vieren en ook Nat´s verjaardag natuurlijk gaan we die avond wat verderop eten in wat volgens sommigen wel eens het beste restaurant van Zuid Amerika zou kunnen zijn. Nou, wat betreft inrichting mag restaurant Frances er in elk geval al wezen. Het romantische kader, de Japans geïnspireerde binnentuin met tropische planten en originele waterpartij en de duidelijk voelbaar aanwezige Franse ziel van de eigenaars kan ons meteen bekoren. Wanneer blijkt dat hun margarita wonderbaarlijk dicht in de buurt komt van die in de Cantina Mexicana in Gent kan het voor ons niet meer stuk. Langoustines en een heerlijk gekoelde rode wijn maken ons intens gelukkig. Wanneer de gegratineerde mango met perensorbet onze smaakpapillen streelt smelten we stilletjes weg. Nog even jong en toch een jaartje ouder stappen we door de koloniale straten van Cumaná en glijden we weg in een koloniale droom.
Een groepje Nederlanders legt ons de volgende morgen haarfijn uit hoe we tot in Caripe kunnen geraken. We willen graag in de voetsporen van de legendarische Alexander von Humboldt treden en de Cueva del Guácharo lijkt ons een geschikte plaats. Met een por puesto busje laten we de Caribische kusten voorgoed achter ons en rijden we langs prachtige landschappen en door een tropische regenbui naar Cumanacoa. Daar gaan we op zoek naar een por puesto die richting San Antonio gaat. Blijkt iets moeilijker te zijn omdat het zondag is maar met een beetje volharding laten we ons wat later neervlijen in de bordeauxpaars fluwelen zetels van een compleet doorgeroeste stokoude Chevy. Vanuit onze luxe salon kijken we naar al dat moois rondom ons terwijl we in de bochten met zijn allen afwisselend van de ene naar de andere kant over het fluweel schuiven. In San Antonio nemen we plaats in het al redelijk volle busje. Het is echter niet omdat iets vol is dat er niets meer bij kan... Het vraagt dan ook heel wat kunst en vliegwerk om uit het busje te geraken op het kruispunt richting Caripe. We zetten ons aan de kant en wachten. In het midden van het kruispunt staat een kleine vrachtwagen met suikerriet. Via een ingenieus systeem weet de verkoper het sap uit de stengels te persen en verkoopt hij het vocht aan al wie dorst heeft. Een jonge kerel staat ook langs de kant en moet blijkbaar dezelfde richting uit. Wanneer hij een pick-up laat stoppen maken we van de gelegenheid gebruik en springen mee achterop. Vanuit de achterbak hebben we een prachtig zicht op de tropische bergen die het dorpje Caripe vooraf gaan. Wat een tocht, wat een mooi land!
De volgende ochtend rijden we, wat had je gedacht, met een por puesto tot aan de grotten. De Cueva del Guácharo is ontdekt door Herr von Humboldt himself en het gangenstelsel gaat een tien kilometer diep de berg in. Een klein stukje ervan kan iedereen bezoeken. Zodra je het duister betreedt wordt je neus geprikkeld door een vochtige indringende geur. Enkele meters dieper hoor je een gekrijs dat door merg en been gaat. Hoe dieper hoe luider, alsof je recht in een film van Alfred Hitchcock bent terecht gekomen. "Wanneer je iets nat en koud voelt, is het water" zegt de gids. "Wanneer het nat en warm is, is het ... vogeldrek". Duizenden blinde, fruitetende vogels (Guácharo´s) bevolken deze grot. De grond is bedekt met een dikke laag van hun uitwerpselen waarop miljoenen kleine kiemende plantjes (van de pitten uit het fruit) tevergeefs proberen te overleven. Af en toe zoekt een blinde muis haar weg over de mesthopen. Jonge vogels waarvan hun eerste vliegles niet echt een succes is zitten op de grond wat blind heen en weer te schudden en te krijsen. We gaan diep de grotten in en krijgen alles te horen over de vele vormen van stalactieten en -agmieten. Sommige bevatten precies duizenden diamantjes die glinsteren in het licht van de gaslantaarn. Na de grotten is het tijd voor een wandeling. Onze beentjes hebben de laatste weken weinig oefening gekregen en protesteren lichtjes wanneer we bergop naar de Salto La Paila (waterval) stappen. ´t Is een schoontje en we zijn blij dat we nog eens wat fysieke inspanning hebben geleverd.
Via Maturin en San Félix rijden we de volgende dag helemaal tot in Ciudad Bolivar. Na een nachtje in de stad nemen we onze intrek bij Peter. Een Duitser die buiten de stad La Casita heeft gebouwd. Een pracht van een domein met kleine hutjes, restaurant, zwembad en zelfs een mini dierentuin. We maken gebruik van zijn busje dat tweemaal daags gratis naar de stad rijdt. En voor we het weten zitten we aan de oever van de machtige Orinoco. Maar liefst 2140 km lang. Hier aan de vernauwing van Ciudad Bolivar ´slechts´ 1,6 km breed. Het historische centrum is erg mooi en de sfeer aan de rivier best gezellig. We genieten volop van Peter zijn domein en boeken bij hem ons volgend avontuur. Een zesdaagse tocht die ons naar "The Lost World" van Arthur Conan Doyle zal brengen...