Reisverhaal «The Lost World»

Het jaar van de zomer: deel 2 | Venezuela | 0 Reacties 18 Augustus 2008 - Laatste Aanpassing 19 Februari 2011

Even was het stil maar nu trilt de bodem weer. Met ongeziene krachten breekt de rotswand open. Het gekraak van de splijtende aarde is oorverdovend. Met donderend geraas vallen grote rotsblokken in het gapende gat en sleuren in hun val alles mee wat op hun weg komt. Ijselijk gegil weerklinkt van dieren die in doodsangst wegvluchten. Vanuit de boomtoppen van het woud stijgen reuzengrote silhouetten op, zoekend naar een veiliger oord dat er niet is. Fijn stof kruipt diep in hun longen en ontneemt hun het laatste restje zuurstof. De geur van de dood is overal...
We zijn 65 miljoen jaar terug in de tijd, op het einde van het krijt, de derde periode van het Mesozoïcum. Het supercontinent Gondwana is gebroken. Nieuwe werelddelen zijn geboren, waaronder Afrika en Zuid-Amerika. De Roraima formatie, die ontstaan is door miljoenen jaren van zandophoping is er al. Door enorme druk, hitte en erosie zijn gigantische plateaus ontstaan die tot duizenden meters hoog boven het landschap uitsteken.
Meer dan 150 miljoen jaar waren de grootste dieren die ooit op deze planeet leefden, hier heer en meester. Maar hun einde is nabij. De aarde heeft zich tegen hen gekeerd. Hun opgezwollen, rottende lijken zijn overal. De dinosaurussen sterven. Allemaal? Misschien niet, misschien hebben enkele van deze reuzen een veilig onderkomen gevonden boven op de Tepui Roraima. De rots van de wedergeboorte, de moeder van alle wateren...
Tenminste dat is wat Sir Arthur Conan Doyle misschien dacht toen hij de verhalen hoorde van dappere ontdekkingsreizigers die diep in de jungle van Guyana, aan de grens met Brazilië en Venezuela, deze magische berg hadden mogen aanschouwen. Een idee voor een boek was geboren.
Heel wat expedities naar de top liepen af op een sisser en pas in 1884 lukte het Thurn en Perkin om eindelijk een blik te werpen op het dak van de Roraima. Wat zij daar gezien hebben vertellen we in het nu volgende verhaal want ook wij behoren ondertussen tot die gelukzakken die er geweest zijn, in "The Lost World" van de Roraima. 

De mannen van de Belgische reisorganisatie KrisKras zijn gisteren al vertrokken. Wij waarschijnlijk vandaag. Onze trekking hebben we gekocht bij Peter van La Casita in Ciudad Bolivar. Hij (Gecko-tours) werkt samen met Backpackers-tours in Santa Elena. Niet de goedkoopste maar wel de beste (zeggen ze zelf). Voor ons heeft het feit dat we kunnen betalen via overschrijving de doorslag gegeven. De extra euro´s wisselt hij tegen 4.5. De officiële koers is 1 euro tegen 3 bolivianos, dus dat kan tellen. Door een misverstand lopen in de buurt van Playa Colorada nog twee medeavonturiers rond die ervan overtuigd zijn dat ze pas een dag later aan de tocht zullen beginnen. Indien ze gevonden worden start ons avontuur morgen, anders een dag later. In elk geval vertrekken wij vanavond al naar Santa Elena de Uairén. Een stadje gelegen in het Zuidoosten van Venezuela, aan de grens met Brazilië en Guyana. Vlakbij één van de grootste nationale parken ter wereld: Parque Nacional Canaima. Rond een uur of zeven staan we aan de busterminal en ontmoeten de gevonden avonturiers. Katrien en Jelske noemen ze en we praten in het Nederlands met ze. Katrien woont in Antwerpen en heeft er bijna twee maanden vrijwilligerswerk opzitten in Venezuela. De Nederlandse Jelske heeft zes maanden stage gelopen in Curacao. De bus is comfortabel maar traag omdat de hemelsluizen zijn opengegaan en de regen er met bakken uitvalt. We laten het echter niet aan ons hart komen en vertrekken al vlug naar dromenland.

Zaterdag 16 augustus - 07:30u - Militaire post nabij Santa Elena
Dag 1 van onze expeditie.

Het leven in de bus is nog maar net op gang gekomen wanneer we aan de kant moeten bij een militaire controlepost. Van een jonge man in uniform krijgen we het bevel uit te stappen en alle handbagage mee te nemen. Ook onze rugzakken worden uitgeladen. We schuiven aan bij de lange rij wachtenden voor ons. Mannen en vrouwen apart. Stuk voor stuk wordt onze bagage aan een grondige controle onderworpen en het duurt dan ook een hele poos voor we onze rit naar Santa Elena kunnen verder zetten. Eric van Backpackers-tours staat al te trappelen van ongeduld. We krijgen een half uurtje om onze spullen te pakken voor de 6-daagse tocht. Een beetje verdwaasd nog sorteren we ons gerief met als gevolg dat er een aantal items in onze rugzak blijven zitten die we absoluut niet zullen nodig hebben tijdens deze trekking. Wat bijna zo erg is als dingen vergeten die wel noodzakelijk zijn, aangezien in deze omstandigheden elke gram telt. Rugzakken gaan op- en wij in de jeep. We stoppen nog heel even om een empanada te kopen zodat wij toch iets van ontbijt hebben. Na een uurtje door de Gran Savannah arriveren we bij het indianendorpje Paraitepui. Twee gidsen, Adrian en Alexy, een vijftal dragers en twaalf enthousiaste trekkers die nog niet beseffen wat hen te wachten staat. De tocht vandaag gaat van Paraitepui (1200m) naar de Tök Camp site (1050m). Op enkele hellingen na en relatief vlak parcours, dwars door de Gran Savannah.
Afstand : 12 km.
Na een stukje dalen begint het klimwerk. Het pad is goed en de helling niet supersteil maar het is de eerste dag ´and it sucks´! Het is steeds weer wennen. Na een uur weegt mijn rugzak als lood en voel ik hoe de spieren in mijn nek verstijven. De zon geeft alles wat het heeft, ik zweet me te pletter terwijl ik op elke helling op mijn adem trap. Diep vanbinnen weet ik (hoop ik) dat het wel zal beteren maar ik vraag me toch af waarom we ons dit steeds weer aandoen. Enkele liters zweet later staan we op de top van een heuvel en hebben een prachtig zicht over de Savannah. Vroeger was heel deze regio een groot woud. De Pemon indianen hebben echter de gewoonte om in het droogseizoen bepaalde gedeelte af te branden. In 1925 liep het heel erg mis en werd een enorm gebied in de as gelegd. Hier en daar staan nog skeletten van bomen die dateren van vóór "de grote brand". We staan in het midden van dit gigantische grasland. Nergens is enige menselijke aanwezigheid te bespeuren. Het lijkt wel Afrika, enkel de giraffen en antilopen ontbreken nog. Voor ons, in het noorden, reist uit deze groene zee van gras, majestueus de Tepui Roraima. Grillige wolken en mist, opgejaagd door de sterke winden schuiven voorbij en geven de geheimzinnige tafelberg maar met mondjesmaat prijs. Roraima is de hoogste (2723m) van de meer dan 100 tafelbergen (Tepuis in de taal van de Pemon indianen) in dit gebied. Loodrechte wanden van meer dan 500 meter hoog maken van deze gigant een (bijna) niet in te nemen vesting. In de taal van de Pemon betekent Roraima "moeder van alle wateren". En terecht want vanaf de rand, hoog in de wolken, duiken tientallen watervallen de diepte in en vormen de bronnen van waterlopen die zich verderweg zullen verliezen in de rivieren zoals de Orinoco, Essequibo en de Amazone.

Links van de Roraima zien we haar zuster Kukenan. Al even spectaculair, met in het zuid-oosten, vlak voor onze neus, de Kukenan waterval. Met 610 meter, de tweede hoogste van Venezuela. De Pemon noemen Kukenan soms ook wel eens "Mata Lui". Een vreemde wispelturige geest die soms goed is maar soms ook slecht. Heel wat bezoekers van zowel Kukenan als Roraima hebben nadien vaak eigenaardige onverklaarbare gewaarwoordingen. Horen vreemde geluiden en dromen bizarre dromen... .  
Ik voel vooral mijn benen protesteren en mijn longen om meer zuurstof vragen. Wanneer ik hoor dat we het zwaarste stuk voor vandaag achter de rug hebben gaat het meteen al een stuk beter. We stappen door het licht glooiende landschap. In het noord-westen wordt de hemel donker. Blauw-paarse wolken klitten samen en spannen een gordijn waar de zon niet meer doorheen kan. Gelukkig had Peter (van La Casita) ons voor het grillige weer gewaarschuwd en halen we onze regenkledij boven. In de verte horen we de voetstappen van duizenden kilo´s zware dinosaurussen, onze richting uitkomen. ´t Zou natuurlijk ook kunnen dat het de donder is die bij de roze bliksemflitsen horen rondom ons. Na vier uur stappen arriveren we in het Tök kamp. Enkele schamele hutjes doen dienst als keuken. Overnachten zullen we in tenten. De vele kromgebogen tentharingen in de rozige ondergrond beloven een keiharde nacht. We gaan ons wassen in de Tök rivier. Rechts is de badkamer, links meer stroomopwaarts de plaats waar we onze voorraad drinkwater kunnen bijvullen. Het verschil tussen links en rechts is dus heel belangrijk in dit geval... . Het ijskoude water en de ellendige kleine rotvliegjes, puri-puri genaamd, maken het baden in de rivier net iets minder idyllisch dan dat het op TV vaak het geval is. Op een eenvoudige mazoutbrander op de grond in een schaars verlicht hutje, maken de gidsen een lekkere maaltijd met rijst en kip. De twee flessen wijn geven het een feestelijk tintje. We maken het echter niet te laat want morgen wacht ons een zware dag.

Zondag 17 augustus - 07:00u - Tök Camp (1050m)
Doel: Base Camp (1870m) - Afstand: 10 km - Hoogteverschil: 820m

Tien kilometer, twee rivieren en een niet onaardig hoogteverschil moeten overwonnen worden. Onze kleren voelen nog wat klam aan maar al bij al is ons materiaal vrij droog gebleven. Na het ontbijt pakken we onze rugzak en breken het kamp op. Een aantal dragers zijn al vertrokken met hun zware last op hun rug. We stappen in de richting van de rivier. Wat verderop staat een kerkje. Voor wie? Er is in de verste verte geen leven te bespeuren. Aan de Rio Tök gekomen gaan de schoenen uit. Kousen houden we wel aan om toch iets of wat grip te hebben op de platte stenen in het kniehoge water. Een half uurtje later al onze tweede rivier. Rio Kukenan. Een stuk woester en dieper. Al de kleren behalve kousen en zwembroek gaan uit en voetje voor voetje beginnen we aan de overtocht. In het midden doet de rivier extra haar best om ons onderuit te krijgen. Het moment waarop je ene voet los komt van de rivierbedding om op zoek te gaan naar een iets of wat stabiel plaatsje wat verder op de keienbodem is tricky. De rivier duwt en zuigt aan die andere voet die even de klus van balans en evenwicht op zijn eentje moet klaren. Meteen na de oversteek gaat het in een stijgende lijn. De ondergrond wordt drassiger. Zon en regen wisselen mekaar af. Schaduw en licht spelen met het landschap. Langzaam maar zeker komt Roraima dichterbij. Naarmate we Base Camp naderen zien we de vegetatie veranderen.  Iets hoger struikgewas geeft het geheel een grillig karakter. Rond 16:00u, net voor we er arriveren is de hemel volledig dicht getrokken met boze wolken. Net op tijd kunnen we onze tent invluchten. Het water valt met bakken uit de lucht. Om de paar seconden worden we in onze tent verlicht door helse bliksem. Ik heb de indruk dat we niet echt welkom zijn. Ik piep even naar buiten en zie het water in beekjes tegen het grondzeil stromen. Mijn rugzak ontsnapt er niet echt aan maar wat droog moet blijven ligt in de tent. Na een uur stopt de regen en kunnen we terug naar buiten. Rondom ons hebben zich tientallen kleine riviertjes gevormd. In de enige kleine hut die in deze kampplaats staat vinden we de KrisKras bende. Zij hadden minder  geluk en zijn doornat. Met blauwe lippen en bibberend van de kou wachten ze tot hun dragers arriveren met de tenten. Wanneer de wolken wegtrekken duikt, niet zo heel ver weg, de wand op van de reuzin. Indrukwekkend! Door de intense regen zijn er tientallen watervallen bijgekomen. Er zijn er die zich helemaal boven aan de rand naar beneden gooien, anderen worden hier en daar uit de rotswand gespuwd. Adrian toont ons hoe we morgen de wand zullen bestijgen. Tenminste als de regen wegblijft. Want zoals het nu is, is het veel te gevaarlijk. De kolkende rivieren boven sleuren rotsblokken mee over de rand. In ons tentje drinken we warme chocolademelk met rum en eten pasta terwijl we luisteren naar het getik van de regen op het zeil, het kabbelende water van al de kleine beekjes rondom ons en de dreigende donder in de verte, hoog boven op de Roraima.

Maandag 18 augustus - 07:00u - Base Camp (1870m)
Doel: de top - Afstand: (slechts) 2,5 km - Hoogteverschil: 930m

Ik ben nooit goed geweest in driehoeksmeetkunde maar toch besef ik dat met deze cijfers de hellingsgraad niet van de poes is en dat je eerder over beklimmen dan wandelen spreekt in dat geval. Het eerste stukje is makkelijk. We dalen een beetje en in een dalletje worden we getrakteerd op een prachtig stukje natuur aan een klein riviertje. We stoppen om wat foto´s te nemen en beginnen definitief aan de klim. De Savannah hebben we achter ons gelaten en heeft plaats gemaakt voor tropisch nevelwoud met oeroude boomvarens, bromelias en zacht groene mossen. Enkel wanneer we even halt houden om op adem te komen kunnen we er ten volle van genieten. Het pad is bijzonder steil en glibberig door de zware regenval van gisteren. We hebben onze handen nodig om in evenwicht te blijven en om ons op te trekken aan een stevige steen of knoestige wortel. Het is hard labeur en het einde is bijlange nog niet in zicht. We vullen ons drinkwater bij aan een waterval en gaan (kruipen, klimmen) weer verder. Plots staan we oog in oog met "de muur". De wand die we al van heel ver in de gaten hadden, de laatste uren verscholen was achter het groen van het nevelwoud en nu bruusk voor ons ontspringt uit het niets. Ik kijk omhoog, doorheen het dak van palmen laat ik mijn blik langsheen de rozig-bruine rotswand glijden. Heel ver weg verdwijnt de rand van de muur in een mystieke wit-grijze ijle waas. We zijn diep onder de indruk en kunnen het moeilijk geloven dat we straks (misschien) daarboven zullen zijn.

De tocht gaat verder langsheen de wortels van de begroeiing aan de voet van de steile rots. Hier en daar heeft het water dat naar beneden stroomt een beekje gevormd waar we overheen moeten. Op het punt waar de hogere vegetatie geen kans meer heeft houden we halt. Zittend op een rots laten we onze blik dwalen over de imense Savannah beneden ons. Het hutje van Base Camp is niet meer dan een vlekje in een schilderij van grijs- groene graslanden waarover wolkenschaduwen dansen. Rechts van ons, tegen de grote wand loopt het pad, dat ons naar de top moet leiden. Op de steilste stukken geen begroeiing, enkel rozige rotsblokken. Na een korte rustpauze beginnen we aan de laatste etappe.

Dan klauteren we over grote rotsblokken, dan weer zoeken we voetje voor voetje een houvast op de brokstukken. Het moet voorzichtig want als je te ontstuimig te werk gaat schuiven de stenen onder je voeten weg en zouden ze wel eens op je kameraden onder je kunnen terechtkomen. Af en toe wordt het zweet van ons lichaam gewassen wanneer we door een watergordijn moeten van watervalletjes die, net zoals een overlopende badkuip, helemaal boven over de rand hun weg naar beneden hebben gevonden. Ik kijk niet meer naar boven. Ik ben in gevecht met Roraima en mezelf. Mijn wereld beperkt zich tot een vierkante meter rots onder mijn voeten. "Ben je al aan het tellen?" vraagt Nat. "Al lang" antwoord ik. Wanneer het echt zwaar is tel ik in mijn hoofd tot honderd. Telkens opnieuw. Alsof ik daarmee mijn probleem in kleinere stukjes kan kappen en het beetje bij beetje te lijf kan gaan. En dan is het zover. De bevrijding, de top. We ploffen onze rugzak neer en kijken 360 graden rond. Een nieuwe wereld wordt zichtbaar . Een gigantisch grillig, donker plateau. Zover het oog reikt. Grote en kleine, vreemde rotsformaties borrelen als het ware op. Als bewijs van de onnoemelijke levenskracht van de natuur hebben er zich kleine groene eilandjes gevormd in de vele gaten en spleten. Groene plukken met mooie grassen, plantjes en bloemen die de ruwheid van deze woeste wereld liefdevol verzachten.

Men noemt de Roraima ook wel eens de Galápagos of the Skies. Ik begrijp nu waarom. Niet vanwege de dieren want die zitten er op het eerste zicht niet, maar wel om het bijna onaardse landschap dat hetzelfde onwezelijke, mystieke aura uitstraalt als sommige Galápagos-eilanden. De betovering is zo krachtig dat spierpijn en oververmoeidheid even niet meer bestaan. Wanneer ons groepje voltallig is stappen we verder. Adrian gaat ons voor. De rotsen zijn donker en glibberig. Waar vaker mensen stappen geeft de rots haar echte kleur prijs en is een licht roze spoor zichtbaar. Het duurt toch nog zeker een half uur voor we aan ons hotel arriveren. Hotel?! Ja, zo noemt deze plaats, Hotel Sucre. Een grote overhangende rots die ons moet beschermen tegen regen en wind. Er heeft zich wat zand opgehoopd en er is net ruimte genoeg om hier en daar een tent te plaatsen. Echt vlak is de ondergrond niet maar het moet volstaan voor de volgende twee nachten. Plaats voor alle tenten is er niet en enkele van de gidsen en de dragers zullen het zonder moeten klaren. Zij liever dan ik! In de natuurstenen keuken  krijgen we broodjes om op krachten te komen. Wie zin heeft kan mee naar de jacuzzi. Jacuzzi?! Nou dat laten we ons geen twee keer zeggen. Meer dan een half uur huppelen we over de rotsen, langsheen duizende kleine japanse tuintjes hier en daar verbonden met roze zandweggetjes. Vlakbij de plaats waar we moeten zijn loopt een roze pad dat bezaaid ligt met kristallen. Witte kwartskristallen van wel een enkele centimeter groot. En dan, de mooiste "jacuzzi" die ik ooit gezien heb. Het roze pad kronkelt doorheen de donkere rotsen en leidt naar een kwartskristallen strandje dat weggelijdt in het kristalhelder water. Karamel bruine rotsen met vormen uit een surrealistisch schilderij vormen kamers onder het wateroppervlak. De perfect zichtbare bodem is geel-groen van kleur en vangt de zonnestralen.

Na onze verbazing gaan we uit de kleren en laten ons voorzichtig in het koude water glijden. Het is even happen naar adem, maar dan drijft het het opgestapeld melkzuur uit onze spieren. Záaaalig! We wassen ons met biologisch afbreekbare zeep. Dierlijk leven hebben we nog niet veel gezien maar nu de zon schijnt verschijnen er zwarte vlinders en in het water zien we de grote larve van een libel. En dan zien we waarvoor we gekomen zijn ... een dinosaurus! Alé, een klein, bijzonder lief exemplaartje. Een zwart kikkertje stapt over de witte kristallen. Maar enkele centimeters groot, een huid vol kleine wratjes en beentjes die te lang lijken in verhouding met zijn lichaampje. Dit diertje dat meer familie is van de Afrikaanse kikker dan van de Zuid-Amerikaanse soorten heeft voorouders die waarschijnlijk stammen uit het Gondwana tijdperk en komt enkel voor op hogere tafelbergen.
We spelen in het water en laten ons drogen in de zon, die als ze hier schijnt, bijzonder krachtig is. De zwarte huid van de kikkers moet hun trouwens beschermen tegen de hoge straling.  Wanneer de zon achter de wolken verdwijnt is het tijd om terug te gaan. Er lijkt maar geen eind te komen aan onze tocht en de temperatuur daalt razendsnel. Gelukkig is er warme soep om ons op te warmen. Chocolademelk met rum en twee flesen wijn maken ons vrolijk. Net voor we in ons tentje kruipen gaat het wolkendek open en verschijnt ... de volle maan. Perfect!
 

naar: "The Lost World - II"

 

 

 

 

Fotoalbums van Venezuela

Venezuela 1-15 (15)

16 Augustus 2008 | Het jaar van de zomer: deel 2 | Venezuela | Laatste Aanpassing 23 Mei 2011

  • Roraima
  • Roraima
  • Roraima

 

Plaats een Reactie

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking