Reisverhaal «Met mijn hoofd hoog in de wolken»
Little Tibet 2014
|
Indië
|
2 Reacties
21 Juli 2014
-
Laatste Aanpassing 22 Juli 2014
In Leh, onze uitvalsbasis en onze tweede thuis, vertoeven we op 3500 meter boven de zeespiegel, omringd door de bergtoppen bedekt met sneeuw.
Maar we gaan naar hogere regionen.
Om naar de Nubravallei, het dal van de Indus, te reizen, steken we een van de hoogst berijdbare bergpassen ter wereld over, de Khardung-La pas op 5359 meter. Een vroegere handelskaravaanroute van India naar Centraal-Azië. Elk jaar passeerden wel tienduizend lastdieren over de pas. Hier kwam abrupt een einde aan door de splitsing van India in 1947 en de Chinese invasie in Tibet in 1950. Alle verkeer werd onmogelijk. Als restant van de oude handelsroute worden in de Nubravallei nog steeds kamelen gehouden.
We cirkelen Leh buiten, lange tijd zie ik de steeds kleiner wordende Shanti Stupa beneden in het stadje blinken onder de zon. De laatste kilometers naar de top is niet meer geasfalteerd. Over en in de putten en bulten van de gravelweg schokken we naar boven. We worden afgeleid door het uitzicht, eentonig maar te fenomenaal om dat op te merken. Boven op de pas wapperen de gebedsvlaggetjes en maken van dit hoogste punt een heilige plaats.
Aziatische toeristen zien voor het eerst sneeuw en maken kiekjes, houden ijsbalgevechten voor de foto. Wanneer ik in Leh arriveerde, was mijn eerste gedachte: "Ik wil de sneeuw aanraken." Dus doe ik mee aan de show en laat mijn handen kort over het ijs glijden.
Er is geen andere weg terug.
Na ons bezoek aan de Nubravallei moeten we onvermijdelijk terug over de pas. Het weer is de spelbreker. Dikke mist pakt samen boven de bergpas. Door de regenval zijn er stenen op het wegdek terechtgekomen, zijn er plaatsen waar de auto's verraderlijk dicht bij de rand moeten rijden. Onze chauffeur moet de jeep dicht tegen de bergflank parkeren om een colonne legervrachtwagens door te laten.Wij rijden bij de daling gelukkig langs de binnenkant, de tegenliggers moeten de grootste manoeuvres maken. Geen vergezichten deze keer. Ik volg de staat van de weg en het verkeer mee op het puntje van mijn zetel. Gelukkig lost de mist op naarmate we dichter bij Leh komen en wordt de sfeer relaxter.
Het Tso-Moririmeer ligt op meer dan 4000 meter hoogte. De rit heen en terug leidt ons door afwisselende landschappen. Even waan ik me in de Mongoolse steppe. Neen, het groen is niet zo weids, maar waar er gras is grazen yaks of geiten. Ook de uitgestrektheid, de witte tenten van de geitenhoeders en de hobbelige wegen doen me er aan terugdenken. Op de terugweg nemen we de Taglang-La pas, ook meer dan 5000 meter hoog. Er ontsnappen ons zuchten van verwondering over het mooie berglandschap en zuchten van frustratie dat al dat moois moeilijk op foto te vatten is.
Ladakh, het land van bergpassen en gompa's. Voor mij toch hoogtijd om na al dat natuurschoon terug wat kloosters te bezoeken.