Reisverhaal «Rondje Myanmar»
Myanmar 2012
|
Myanmar
|
0 Reacties
04 September 2012
-
Laatste Aanpassing 18 November 2014
Kennismaken
met een land is meer dan de highlights zien. Onderweg zijn hoort er evengoed
bij. Ook al betekent dit in Myanmar dat je vlug meer dan zeven uur onderweg
bent. Met privévervoer reis je snel en comfortabel, heb je de vrijheid om tussenstops
te maken, maar betaal je extreemhoge benzineprijzen. Wij kiezen voor onze reis
voor het openbaar vervoer en reizen als enige toeristen tussen de locals. En
tijdens die busritten valt niet alleen veel te zien, maar is er wel altijd iets
spectaculair te beleven.
Yangon - Bago
Vanaf
het centrum van Yangon doe je ongeveer driekwartier over de taxirit naar het
Aung Mingalar Busstation. We zijn goed voorbereid. In ons guesthouse schreven
ze de naam van onze bestemming op in Birmaans schrift. Zo dropt de
taxichauffeur ons meteen aan de juiste bus, naar Bago, amper twee uur van de
voormalige hoofdstad verwijderd. De bus is oud, maar na eerdere reizen door
Thailand en Cambodja had ik niet anders verwacht. In het midden van het gangpad
ligt een groot reservewiel. Pas op onze latere busreizen zal ik beseffen dat zo’n
extra wiel geen overbodige ballast is. Voor we vertrekken stapt een man op de
bus. Hij maakt reclame voor een wasproduct. Hij neemt een wit hemd, besmeurt
het met rode vlekken, doet een zakje product in een emmer met water en spoelt
het hemd er in uit. En wonder boven wonder, het hemd is terug knalwit. Wij zijn
de enigen die het verkoopspektakel volgen. De lokale mensen kijken
ongeïnteresseerd en niemand koopt een zakje van het product. Real life reclame.
De
rit verloopt vlot, maar over de veiligheid spreek ik me niet uit. Ook al werken
de schokdempers weinig of niet, we worden niet door elkaar geschud. We rijden
immers over een mooi geplaveide tweebaansweg. Zo had ik mij de wegen in Myanmar
niet voorgesteld. Als het begint te regenen, sijpelt het water langzaam binnen.
De voorruit raakt al snel aangedampt en ruitenwissers zijn er niet of werken
niet. Gelukkig hangen de foto’s van de Boeddha, de Shwedagon Paya, en de Golden
Rock als geluksbrengers tegen de voorruit geplakt. Er kan ons niets overkomen!
Bago - Taungoo
Van
Bago reizen we door naar Taungoo. We gebruiken deze kleine provinciestad als
een aangename tussenstop op weg naar het Inle Lake. Een snelheidsduivels is de
buschauffeur niet. Aan een gezapig tempo starten we de zes uur durende rit. De
chauffeur zit rechts en we rijden ook rechts. Om veilig in te halen heeft hij
een helper nodig die telkens enthousiast teken geeft als de weg vrij is. De
jonge man roept constant iets dat klinkt als ‘balé balé’. Aan de brommertjes te
zien die vertragen en naar de aardekant rijden, vertalen wij dit simpel als ‘aan
de kant’. De buschauffeur ondersteunt deze woorden met getoeter. Overdreven
veel. We zitten helemaal vooraan in de bus, dus we kunnen vaststellen dat hij
te pas en te onpas claxonneert. Alsof zelfs de bomen langs de kant nog een
eindje verderop moeten gaan staan. Intussen kauwen chauffeur en hulpje lustig
betelnoten en spugen ze regelmatig het rode goedje door het raam. Of het spul
drogerend werkt, dat weten we niet. We hopen althans van niet.
En
dan staan we plots stil. Voor wij beet hebben wat er aan de hand is, springt het
hulpje met een jerrycan achterop een voorbijrijdende brommer. Een lege tank.
Alle passagiers stappen uit en dus gaan wij ook een luchtje scheppen. We staan
immers te midden van de felgroene rijstvelden. Opvallend is dat niemand zich er
druk over maakt. Dat is een signaal voor ons om geduldig mee te wachten. Een
kwartier later staat hij er al terug. Als we nog maar een seconde neer zitten
op de bus, hoor ik het geluid van ijzer tegen ijzer en voel ik de bus heen en
weer gaan. Een zware truck heeft onze bus in de zijflank geramd. Gelukkig zat
geen enkele passagier met enig ledemaat door het venster.
De
vrachtwagenchauffeur is doorgereden en het hulpje springt terug achter op een
brommertje. Ook wij zetten met de bus de achtervolging in en snoeven achter de
vrachtwagen aan. We zuchten; we zijn hier nog niet direct weg. Buschauffeur en
helper discussiëren met vrachtwagenchauffeur en diens hulpje. Politie wordt er
niet bijgehaald. De onderhandeling verloopt hard, maar niemand verheft zijn stem.
Vanaf de eerste rij kijken we toe. Medepassagiers stappen af om het spektakel
te volgen. De trucker biedt geld aan, maar het is niet genoeg. Er volgt nog een
stapel geld. Een Birmese vrouw steekt haar duim op naar ons en laat ons zo
weten dat de deal gesloten is. Als de trucker en zijn helper zien dat er twee
toeristen op de bus zitten, vergeten ze even hun kopzorgen en zwaaien ze
vriendelijk naar ons. Wij lachen terug en zijn opgelucht dat we kunnen
vertrekken. Een uur later arriveren we in Taungoo.
Taungoo – Inle Lake
De
nachtbus naar Inle Lake vertrekt om 18 uur. Een uur op voorhand zitten we aan
het busstation te wachten. We zijn niet de enige vroege vogels. Het wordt
steeds later, maar ook weer maakt niemand zich daar druk om. Zelfs niet als de
bus pas om kwart voor acht arriveert. De bus is uitgerust met airconditioning
en is qua beenruimte behoorlijk comfortabel. Je kan de zetel ver achteruit
laten. Gelukkig, want dit is onze slaapplaats voor vannacht. De eerste uren
speelt de ene Birmese film na de andere. Zelfs zonder een woord te begrijpen is
de kern van de soaps overduidelijk: slapstick, overacting, misverstanden,
romantiek en liefdesrivalen.
Rond
elf uur doven ze film en lichten. Tijd om te slapen. Juist op het moment dat we
de vierbaansweg verlaten voor een kronkelig, oneffen pad. Maar eerst is er nog
een stop voor avondeten – laatavondeten. Het is fris op de bus. Ik trek een
regenjas over mijn fleece. De kap gaat over mijn hoofd als bescherming tegen de
koude lucht uit de blazers. Oordopjes en ooglapje liggen in de aanslag. Maar
dan rijden we naar de kant van de weg en staan we stil, in het pikkedonker. Chauffeur
en helpers sleuren een bak materiaal naar buiten. Ze sleutelen een half uur aan
de bus. Het lijkt oneindig lang te duren. We beseffen op dit moment gelukkig niet
dat het zwaarste stuk nog moet komen. Slapen zal dan ook niet meer lukken. We
slingeren drie uur lang door de bergen. Om half vijf komen we aan in Shwenyaung.
Langs de hoofdweg word je gedropt. Hier neem je de taxi naar Nyaung Shwe.
Het
geluk is één keer aan onze zijde. De bus uit Mandalay arriveert op hetzelfde
moment. De eigenaar van de Aquarius Inn - het guesthouse dat wij gereserveerd
hebben - stapt toevallig van die bus. Hij regelt voor ons tesamen een taxi. De
rit duurt ongeveer een half uur. We zijn blij dat we in goed gezelschap zijn.
De jongeman is heel vriendelijk en precies ook beter bestand tegen de
uitputtende nachtbusrit. Hij belt bij aankomst iemand wakker. We komen immers heel
vroeg in de ochtend aan. Ze installeren een uitklapbedje in de receptie. We
mogen hier tot de ochtend slapen. Eindelijk vallen onze ogen dicht...
Inle Lake - Bagan
Het
is laagseizoen, maar blijkbaar hebben we toch te lang gewacht met het boeken
van de bus naar Mandalay. We gooien dan maar onze plannen om en nemen de bus
naar Bagan. Geen nachtbus, maar een rit van meer dan tien uur die ’s ochtends
om half zes vertrekt. Om kwart na vijf komt een klein en gammel vehikel
aangereden. De zitruimte van onze gereserveerde plaatsen is niet afgestemd op
grote westerlingen. Onze knieën duwen tegen de zetel voor ons; een ijzeren
boordje tekent een diepe lijn af onder mijn knieën. Onder mijn zetel liggen
rijstzakken wat de beenruimte nog kleiner maakt. Naast de chauffeur staat een
brommer en nog veel meer bagage.
Bijna
elke kilometer stoppen we om nieuwe passagiers met veel bagage in te laden. In
mijn ogen lijkt de bus al overvol, maar dit is duidelijk niet de Birmese norm.
Intussen banen we ons een weg terug door de bergen. Ik ben blij dat ik in het
donker niet zag wat voor weg we toen hebben afgelegd. Gelukkig rijdt deze
chauffeur supervoorzichtig, claxonneert wanneer nodig is en gaat op tijd aan de
kant staan als we een grote vrachtwagen moeten kruisen. Na de stad Thazi is het
ergste achter de rug. We stoppen niet alleen veel om mensen op te pikken, er
zijn ook heel veel eet- en plaspauzes. Gelukkig zijn al deze stops in de tien
uur rijtijd inbegrepen. Het doet deugd om de benen eens te strekken. Om vier
uur in de namiddag eindigt de lange, hete rit en komen we aan in Nyaung U.
Bagan – Monywa -
Mandalay
Er
wordt op onze kamerdeur geklopt. Het busje is er al, een kwartier te vroeg. Het
verkleinwoord verraadt dat we terug met onze benen in onze nek moeten zitten.
Of beter gezegd, zo’n atletisch manoeuvre zou best van pas komen. We snoeven
via een smalle weg op en neer. De heuvels in combinatie met de snelheid geven
een instant rollercoastergevoel. Het is tweerichtingsverkeer, maar het
geplaveide deel is juist breed genoeg voor een vierwieler. De tegenliggers
rijden gewoon recht op je af. Het recht van de sterkste geldt: degene die
aarzelt, belandt onverbiddelijk in de aardekant. Het is een heerlijk schouwspel
waarbij onze bus vaak de overwinnaar van het verkeersduel is. In Pakokku staan
we een tijdje stil voor we verder rijden naar Monywa. We staan er op een kleine
vier uur.
Monywa
ligt op een drie uur durende busrit van Mandalay. We vertrekken om vijf uur in
de namiddag en zullen er niet voor donker zijn. De bus ziet er redelijk nieuw
en behoorlijk comfortabel uit. Er is geen airco, de vensters zitten gesloten,
dus het is wel behoorlijk warm, ook al valt de avond al. Wat vooral stoort, is
de hoge snelheid, het constante getoeter en het zwieren van de ene kant naar de
andere. Zijn inhaalmanoeuvres slagen niet altijd even succesvol. Mijn hart
bonst in mijn keel als ik zie dat we op slechts een paar centimeter van een
paaltje bruusk tot stilstand komen. Als we in het verkeer van de voorstad
terechtkomen, ben ik opgelucht: eindelijk vertragen we terug om mensen in en
uit te laden. In mijn achterhoofd begin ik het aantal busritten af te tellen. Aan
het lokale busstation in Mandalay worden we overvallen door
motortaxichauffeurs. Ze zien er allemaal even gedrogeerd uit. We duwen ze
vriendelijk maar kordaat van ons af en halen ons plannetje boven. Met een
beetje hulp van een dame in een winkeltje kunnen we ons oriënteren en wandelen
we te voet naar ons hotel.
Mandalay – Yangon
De
nachtbussen vertrekken vanaf het verder gelegen hoofdbusstation. Als je de
taxichauffeur je busticket toont, zet hij je af aan de juiste bus. Dat spaart
heel wat moeite, want veel Engels spreekt men niet. De bus van de maatschappij Mandalar
Minn vertrekt stipt om negen uur en voldoet aan Europese normen. Alles verloopt
professioneel. Op het videoscherm verschijnen reclameboodschappen en door de
boxen galmen vriendelijke aankondigingen. En toch is het weer niet goed. Het is
ijskoud op de bus. Waarom zet men in hemelsnaam de temperatuur van de
airconditioning zo laag? Iedereen heeft kou. De lokale mensen trekken een trui
aan, draperen een dekentje om het hoofd, maar klagen niet. Koude is luxe. Ik
bevries. Mijn outfit die bestaat uit fleece, regenjas, lange broek, sokken
volstaat niet. De bus zelf zit heel comfortabel, maar de extreme kou verhindert
mij te slapen. De tussenstops zijn noodzakelijk om even op te warmen, maar
zelfs dan krijg ik het niet te warm. We kijken uit naar het moment dat de broeierige
warmte van Yangon over ons valt. Om half zeven in de ochtend arriveren we op
het Aung Mingalar Busstation van Yangon. De zwoelheid waar we naar verlangden,
valt in de vorm van een plensbui op ons. We staan terug waar we drie weken
geleden vertrokken zijn.
Verschenen in Wegwijzer, Myanmar, december 2012