Reisverhaal «Khanom, zo schoon»
Honderd dagen rijst (2013-2014)
|
Thailand
|
4 Reacties
14 Januari 2014
-
Laatste Aanpassing 11 Februari 2014
Al is mijn neiging tot romantiseren al minder na een dag regen
en stormachtig weer.
De hoofdstraat is een kilometer drukte, verder bestaat Khanom alleen maar uit groene, kalme banen. Ik trap rustig door
het landschap. Met mijn één hand houd ik mijn stuur vast, in mijn ander hand
mijn fototoestel in de aanslag. Ik klik en kijk en besef dat ik de groenheid
van het groen, de blauwheid van het blauw en alle schakeringen ertussen niet op
het schermpje kan vatten.
Ik volg de weg langs de kust, goed geplaveid, ziet er nieuw
uit, al zal het eerder weinig gebruikt zijn. Af en toe scheurt er een auto
voorbij, al vaker wat brommertjes, maar de meeste tijd heb ik de baan voor mij
alleen. Gelukkig, want ik slalom als ik een foto maak. Ik sla een grindpad in tot aan de zee. De golven klotsen stevig. Links zie ik een ferryhaven en rechts duikt een heuvel op. Misschien is dat mijn doel vandaag? Dus geen tijd om te verpozen, want wat ik wel weet is dat mijn doel zeven kilometer verderop ligt. Lunch in het
Khanom Hill Resort. De weg is vlak en ik trap goed door. In de vlakke
voormiddagzon, gelukkig af en toe beschermd door de schaduw van de bomen langs
de kant van de weg. De bergen omsluiten Khanom als een gordel. De laatste
kilometer voel ik pas dat ik naar een Hill Resort aan het fietsen ben.
In een zucht ben ik een berg afgebold, maar de berg op ontlokt me meerdere zuchten...
Het geelgroen van de rijstvelden botst tegen een wand van
palmen. Daarachter doemt de heuvelrug tussen de wolken op. De kokospalmen willen altijd de grootste
zijn, maar perzikpalmen en soortgenoten blinken uit in hun stevig donkergroen bladerdek. Als witte paaltjes zitten koereigers stokstijf in het gras, of op de rug van een buffel. Ze zitten heel lang stil vooraleer ze hun vleugels openslaan en wegvliegen. Een bruine vogel valt minder op. Als hij zijn vleugels openslaat blijkt hij even wit als de reigers. Hij maakt er een krijsend geluid bij. Frustratie omdat ik de vogels niet kan benoemen. Zoveel soorten die ik ken, maar die vertoeven meestal in Vlaamse oorden. Een vogeltje met een zwarte en dieprode borst vliegt weg. Ik zag het niet zitten, niet zo heel ver van mij, op een omheining. De veren op zijn rug zijn fluoblauw. Het is geen ijsvogel.
Ik sta al een tijdje langs de kant van de weg. Een jonge vrouw remt haar motorfiets af en glimlacht. Ze stopt naast mij en vraagt waar ik vandaan kom.
"Belgium", herhaalt ze mijmerend. Ik heb geen idee of ze weet waar België ligt.
"Small country", vergoelijk ik haar eventuele onwetendheid. Ze woont al acht jaar in Khanom, voorheen in Bangkok. Ze klopt op haar borst. De lucht is hier veel beter.
"Khanom is very beautiful", bevestig ik. Ze zwaait en rijdt weer verder. Wat later passeert ze met haar zoontje die ze ging afhalen op school. Ik sta al welgeteld tweehonderd meter verder.
Ik kan hier niet eeuwig blijven staan en rij verder. Terug in Hallo Villa Khanom settel ik mij op de bank op mijn terras. Ik kijk uit op een rijstveld, aan de rand grazen buffels, vergezeld door een dozijn reigers. Vlinders fladderen rond mij. Ik heb mijn eigen vogeluitkijkpost. Ik zit en ik kijk; de zon gaat geleidelijk onder.