Reisverhaal « Tasmanië, Bruny Island»
Hobart
|
Australië
|
0 Reacties
16 Januari 2017
-
Laatste Aanpassing 01 Februari 2017
16 januari, Tasmanië, Bruny Island
We hebben een dagtrip gepland om Bruny Island te verkennen. Het is schitterend weer. De wegen zijn uitstekend en het linksrijden gaat Cathy goed af. Ik heb maar rond me te kijken, neem af en toe een foto en bewonder de uitgestrektheid van alles. Het is bijna middag wanneer we aan de ferry komen. We wachten met vele anderen onder de brandende zon tot de middagpauze voorbij is, dan pas brengt de boot ons naar het eiland. We bekijken welke weg we moeten nemen maar kaart lezen is hier erg makkelijk, er zijn amper wegen die de kleine dorpen verbinden. Het is een spaarzaam bevolkt gebied, alleen in de vakantieperiodes zoals nu noemt men het hier druk, en dan nog zien wij weinig mensen! Het landschap is glooiend, de akkers zijn gemaaid, grote rollen hooi liggen in de wachtrij. Dotjes bomen geven schaduw aan koeien en schapen. Achter de velden zie je de oceaan in al haar glorie.
Bruny was vroeger een belangrijk walvisstation, maar vormt met zijn beschutte baaien, stranden en lagunes nu een paradijs voor vogelspotters, zeilers en zwemmers. Wij doen niets van dit alles behalve wandelen en ook dat kan hier uitstekend.
Aan de zuidpunt staat een vuurtoren, the Cape Bruny Lighthouse, stralend wit te schitteren op de kliffen. De lucht is staalblauw. Vlakbij staat een eenvoudig klein huis dat nu dienst doet als museum. Groot woord misschien, maar hier heeft de laatste vuurtorenwachter met vrouw en twaalf (!) kinderen gewoond. Geen elektriciteit of stromend water, geen enkel huis in de omgeving. In weer en wind, nacht en ontij. De kleindochter weet nog te vertellen dat iedereen er gelukkig was. Toen was het ook nog de tijd van de walvisvaarders, dat is gelukkig voorbij. Wel kan men, tussen mei en november in, de walvissen tijdens hun trektocht spotten. Dat moet best wel indrukwekkend zijn. Dolfijnen, pinguïns en zeehonden zijn hier thuis maar ook die krijgen we niet te zien. Waarschijnlijk verkeerde plek, verkeerd tijdstip. Nochtans ontdekken we kleine, fantastisch mooie baaien waar niemand is. We zien zelfs geen voetstappen in het fijne witte zand. We fantaseren wel weer uitgebreid over een eenvoudig huisje met een grote haard en veel boeken, zonder tv of internet, om een tijdlang een eenvoudig leven te leiden. We horen de stormwind, de plenzende regens... Tweemaal per week boodschappen doen, dat wel. En vrienden ontvangen... .
We rijden terug over de 'bottleneck', een uiterst smalle strook door het water. We zijn nu aan de westkant en zien dat de oceaan zich al ver heeft terug getrokken, grote stukken zeewier zijn achtergebleven. Hier is de kustlijn afgezoomd met eucalyptus- en naaldbomen. De geur is overweldigend, stijgt boven het zilte van het zeewater uit. Één iemand wandelt over de brede zandstrook. Een eind verder op onze terugweg zien we een witte kangoeroe. Nu weet ik dat dit geen albino is maar een soort die alleen op Bruny voor komt. Dit is de enige plaats waar geen roofdieren zijn en daardoor is deze soort blijven overleven.
We naderen weer de ferry, om zeven uur vertrekt de laatste boot. We hoeven niet lang te wachten. Maar de wachttijd loopt uit tot bijna twee uur, een technisch defect zorgt voor vertraging. Niet erg, we zitten comfortabel. Ik wandel langsheen de andere auto's en merk een diertje op dat mij onbekend is. Kleine spitse snoet, vinnige oogjes, bruin, harig lijfje met witte stippen. Geen idee wat dit nu weer is. Ondertussen komt de boot aan, net voor donker bereiken we de overkant. We laten een bijzonder mooi eiland achter.