Reisverhaal «Over zout, zilver en bolhoeden»

Wereldreis! | Bolivië | 0 Reacties 15 April 2014 - Laatste Aanpassing 17 April 2014

Na de Visa-formaliteiten te hebben geregeld in San Pedro vertrok onze groep richting de Boliviaanse grens. Dit hield een stijging in van 2500 m tot 4200 m in slechts een tweetal uurtjes, zodat we weer onze voorzorgen moesten nemen tegen hoogteziekte. Geregeld kregen we bovendien cocablaadjes toegestopt door Edgar, onze chauffeur. Hoewel verboden in de meeste landen omdat cocablaadjes een kleine hoeveelheid cocaine en andere alkaloiden bevatten (minder dan 1 %), is het kauwen ervan in deze contreien heel gewoon. Het geeft een licht verlammend gevoel in de mond en zou erg goed zijn om hoogteziekte te voorkomen. Zoals we later in Bolivia zouden merken, is het een favoriet bij de mijnwerkers, die dan ook vaak rondlopen met bolle wangen die de hele dag gevoed worden met verse ladingen cocablaadjes!

Onze toffe groep bestond verder uit Sanna en Jesper, twee Zweden, Paula uit Chili en Jay uit Zuid-Korea. Al snel bleek echter dat niet iedereen zijn voorzorgen had genomen tegen de hoogte. De eerste nacht moest Jay zelfs aan de zuurstoffles voor een tijdje. Zuid-Koreaan als hij was moest het moment onmiddellijk op de gevoelige lens worden vastgelegd voor het thuisfront! Wat later zouden Sanna en Jesper beiden helaas ook erg ziek worden, een combinatie van de hoogte en waarschijnlijk een voedselvergiftiging.

Onze driedaagse tocht verliep langs eenzame lagunes, al dan niet de thuishaven voor talrijke flamingo's en met kleuren gaande van wit, groen tot gelig en rood, uitgestrekte steenwoestijnen, een kleurrijk geiserlandschap en vreemde rotsformaties zoals de bizarre Arbol de Piedra. Edgar zorgde goed voor ons en we kregen telkens lekkere maaltijden voorgeschoteld. De eerste nacht brachten we door aan de Laguna Colorado, waar we de ijzige temperaturen gelukkig konden trotseren met kilo's warme dekens op ons. De tweede avond kwamen we dan uiteindelijk aan bij de grens van de Salar de Uyuni, op 3800 m hoogte. We brachten er zowaar de nacht door in een zouthotel, waar de muren uit zoutblokken bestonden en waar de vloeren eveneens volledig bedekt waren met zout. Het is eens wat anders! 

Na weer eens een ijskoude nacht stonden we 's morgensvroeg al om 5 uur klaar om te vertrekken naar het enige eiland van betekenis in de zoutpanne, de Isla Incahuasi. Dit kleine eiland is volledig bedekt met immense cactussen, waartussen een steil pad loopt naar de top. We moesten ons zowaar haasten om de zonsopgang niet te missen. Geen sinecure op deze hoogte, want al na vijf stappen voel je je uitgeput van de inspanning! De zonsopgang zelf was magisch om zien, vooral hoe het licht zich stilaan verspreidde over de witte leegte van de Salar en hoe het ellenlange schaduwen wierp achter de minuscule jeeps die vanuit de verte langzaam naderden. Na een goed ontbijt vertrokken we dan naar het midden van de Salar. Wat een uitgestrektheid! Een platte witheid zover het oog kon zien. Slechts aan de verre horizon kon je de contouren van vage bergketens opmaken. Iedereen was goed en wel ingesmeerd tegen de zon want de UV index schiet hier de hoogte in richting 20! Zonder zonnebril de Salar opgaan was eveneens uit den boze, want het zout weerkaatste de zon alsof het een reusachtige spiegel was. Tijdens het regenseizoen in het begin van het jaar staan er zelfs enkele centimeters water op de Salar, waardoor het letterlijk een spiegel wordt voor de hele hemel! Het verlies aan perspectief door de leegte leende zich overigens perfect om grappige optische illusies te maken (zoek maar op Google voor eindeloze voorbeelden!). 

De tocht verliep vervolgens verder tot we aan de grens kwamen van het dorpje Uyuni, waar we nog een oud treinkerkhof hebben bezocht en waar Stijn zich na lang nog eens kon uitleven op een schommel (boys will be boys zeggen ze dan...). In Uyuni moesten we ook helaas afscheid nemen van de anderen in de groep, maar we zouden nog een tijdje samenreizen met Jay, de Zuid-Koreaan die af en toe nog steeds last leek te hebben van de hoogte. 

Onze volgende halte na Uyuni werd Potosí, de hoogstgelegen stad ter wereld (4000 m), en het hart van de zilverproductie in Bolivia. De beroemde zilvermijn van Cerro Rico torent uit boven de stad en ziet eruit als een onnatuurlijke berg, gruwelijk herschapen door 500 jaar van mijnactiviteiten. Dat was voor ons ook de enige reden om Potosí aan te doen: een ontnuchterend bezoekje brengen aan die mijn en met eigen ogen te zien wat die mensen moeten doorstaan opdat wij toch maar ons kostbaar edelmetaal kunnen kopen. Nadat we in de juiste mijnwerkersuitrusting werden gestoken, brachten we een bezoekje aan de mijnersmarkt, waar we cadeautjes voor hen konden kopen. Ze hebben het meeste nood aan water en cocablaadjes, maar je kon er ook dynamietstaven kopen. Een Franse medereizigster was zelfs zo slim geweest om haar dynamietstaaf in de bus te laten vallen! Niet dat er gevaar leek te zijn, maar de gids was toch even druk in de weer om de stukjes dynamiet die verspreid lagen zorgvuldig op te rapen... De Franse zou later, na veel geklaag en gezaag, beslissen om toch niet verder de mijn in te trekken...

Vervolgens brachten we een bezoekje aan een zilverraffinaderij, waar oude machines de aangevoerde ruwe materialen verpulveren en mengen met allerlei oplossingen van kopersulfaat en kwik- en cyanidederivaten. De geur van amandelen was duidelijk aanwezig... Er wordt ons verteld dat de mijn tussen grofweg 1550 en 1850 zilver van hoge kwaliteit produceerde, waardoor Potosí één van de rijkste steden ter wereld werd (en Spanje rijkelijk kon meegenieten van de opbrengst). Nadien daalde de zilverkwaliteit tot een 80 % en werd er een reeks andere materialen ontgonnen zoals zink, tin, antimoon en wolfraam. Tegenwoordig werkt de mijn nog grotendeels op dezelfde wijze als in de 19de eeuw, waarbij zware metalen karren (500 kg leeg; 1,5 ton wanneer gevuld) af en aan manueel over oude, krakende rails worden geduwd. Rails die bovendien regelmatig gebroken zijn, waardoor een reisje van het centrum van de berg naar buiten toe niet altijd even vlotjes verloopt. De mijn werkt op basis van coöperatie en veel mijnwerkers hebben geen andere keuze, willen ze brood op de tafel zien. Gemiddeld worden ze bovendien niet ouder dan een 45 jaar. Velen onder hen, vooral zij die met de pneumatische boor werken, sterven een langzame dood doordat ze ten prooi vallen aan silicosis, veroorzaakt door fijne silicapartikels in de lucht. Bovendien sijpelt er arseenrijk water langs sommige mijngangen en komt er ook asbest voor. Om de zilverrijke aderen zelf te bemachtigen worden eerst op specifieke plaatsen diepe gaten geklopt waar vervolgens de dynamietstaven in worden gebracht en tot ontploffing gebracht. Regelmatig hoorde je dan ook doffe knallen in de mijn. Om een idee te krijgen hoe hard dit werk wel niet is, kregen we zelf de kans om gaten in de rotswand te kloppen en om een gevulde kar naar buiten te duwen. Hoe groter onze uitputting werd, hoe meer respect we voor deze mensen kregen...

De 3 uur durende tocht in de mijn bracht ons langs donkere gangen, waar wel altijd ergens een mijnwerker bezig was, alsook langs smalle, hoge laddertjes om naar een ander niveau af te dalen. Regelmatig spraken we even met de werkers over hun harde leven. Het vaakst vroegen ze achter water (agua, agua!), aangezien ze al dynamiet genoeg hadden en het stof hen om de haverklap een droge mond bezorgt en uiteindelijk echt wel op hun longen slaat. Uiteindelijk komen we aan bij het ruw gehouwen beeld van El Tío, een soort duivel die essentieel is voor het goed verloop van hun werk. Volgens hun geloof behoort de duisternis van de mijn en dus ook de mineralen toe aan de duivel. Door hem sigaretten en cocablaadjes toe te stoppen en door 96 % alcohol voor zijn voeten te sprenkelen hopen ze hem gunstig te stemmen en toestemming te krijgen om zijn mineralen te oogsten. Helaas helpt dit niet altijd... per jaar vallen er soms tot 40 doden in deze mijn, wat toch bijzonder veel is op een totaal van 350 mijnwerkers. En dan hebben we het nog niet over de mensen die langzaam gedood worden in hun huizen nadat ze officieel op pensioen mochten wegens te zeer aangetast door de arseendampen en silica- en asbestvervuiling. Ja zo'n bezoekje aan een Boliviaanse zilvermijn doet je toch even stilstaan bij de menselijke kost van onze welvaart. Zeker als je weet dat veel van de afgewerkte producten uiteindelijk in onze Westerse winkels belanden. Zo zijn er ook veel mijnen in Bolivia en Peru waar ruwe edelstenen onder even primitieve en tragische omstandigheden worden ontgonnen, die dan vervolgens naar China gaan voor de afwerking om vervolgens naar Europa te worden getransporteerd voor verkoop.

Na deze indrukwekkende dag trokken we verder naar La Paz, administratieve hoofdstad van Bolivia en toch ook nog steeds gelegen op 3600 m hoogte. We ontmoetten er terug Jay en samen maakten we bibimbap klaar, een heerlijk Koreaans gerecht dat we al in Mongolië hadden geproefd. Helaas vonden we niet alle ingrediënten en dus besloten we de dag nadien naar een écht Koreaans restaurant te gaan, waar Jay ons leerde hoe écht Koreaans te eten! Denk dan aan veel te veel voedsel tegelijkertijd in een veel te kleine mond proppen... Niet dat het veel uitmaakte. Het smaakte heerlijk en het werd een toffe avond uit! 

In La Paz gingen we ook mee met een gratis stadstoer, waarbij we verhalen hoorden over overvolle gevangenissen waar gevangenen de plak zwaaiden volgens hun geheel eigen systeem, over het uiterst turbulente politieke verleden van de staat, alsook over de rijke traditie van de witch doctors die met hun magische kruidenmengsels bij elke gelegenheid in de gunst probeerden te komen van Pachamama. We hoorden ook het verhaal achter de kleine bolhoeden die veel oudere Boliviano vrouwen, vaak van de Aymara bevolkingsgroep, dragen. Blijkbaar zijn deze een honderd jaar geleden ingevoerd geweest door de Engelsen die er spoorwegen kwamen bouwen. Men wilde de bolhoeden vervolgens invoeren voor de mannelijke Boliviano's, maar omdat hun hoofd toch dikker was dan gedacht, paste geen enkele bolhoed. Om de hele lading niet verloren te laten gaan probeerde men dan maar deze hoeden te verkopen aan de vrouwelijke bevolking. En met succes! Tegenwoordig worden de bolhoeden gedragen als een statussymbool en volgens de stand ervan op het hoofd kan je uitmaken of de vrouw gehuwd is, single of weduwe. In elk geval ogen ze bijzonder charmant, zodat ze zeker op onze gevoelige lens vastgelegd moesten worden! 

Tijdens ons verblijf in La Paz bezochten we ook de oude ruïnes van Tiahuanaco dichtbij het Titicaca-meer. Deze beschaving duurde maar liefst 2500 jaar en is ouder dan deze van de Inka's. Ze ging uiteindelijk ten onder rond 1000 AD, toen de regio getroffen werd door een grote droogte. Op zich is er niet veel meer overgebleven, gezien het eeuwenlange gebruik van de tempelstenen voor lokale bouwprojecten alsook de defamatie door christelijke vertegenwoordigers, gezien het, in hun ogen, heidens karakter ervan. Hoe werd deze plaats door de Kerk vernietigd? Onthoofd de beelden die je ziet of kerf er een kruis in, zodat de aanbidders zo makkelijk onderworpen kunnen worden aan het Kruis. In La Paz hadden we ook al mooie staaltjes van de kersteningsdrang van de Kerk gezien. Zo geloofde de inheemse bevolking oorspronkelijk dat als je ziek bent, een deel van je ziel is weggegaan. De Kerk gebruikte daarop handig spiegels en vertelde de bevolking dat hun weerspiegeling erin hun ziel voorstelde. Door de spiegels in de kerken te plaatsen dwongen de kerkleiders de bevolking aldus om naar binnen te gaan, zich te onderwerpen aan zij die over de spiegels heersten en aldus geleidelijk aan het katholieke geloof te aanvaarden. 

Tegenwoordig zie je in Tiahuanaco enkel nog een halfvergane piramide, het tempelcomplex van Kalasasaya, een ondergrondse tempel met meer dan honderd uitgehouwen gezichten van leiders, en de ietwat onbekende Puma Punku tempel. In deze laatste zagen we monsterlijk grote blokken andesiet waarvan het een raadsel is hoe iemand deze giganten ooit heeft kunnen vervoeren. In sommige blokken zag je ook smalle, kaarsrechte inkepingen waarin op regelmatige afstanden zelfs gaatjes in leken geboord! Hoe men dit alles kon maken zonder ijzer gekend te hebben is nog steeds een raadsel. Het zal in elk geval ontzettend veel geduld hebben gekost!

Via La Paz zijn we uiteindelijk vertrokken naar het stadje Copacabana aan het Titicaca-meer, dat onze doortocht werd richting het Peruviaanse Puno. Dat dit zeker niet van een leien dakje liep kan je in een volgend verslagje lezen! Veel groetjes en tot gauw!

 

 

 

 

Fotoalbums van locatie «Bolivia»

Over zout, zilver en bolhoeden (101)

15 April 2014 | Wereldreis! | Bolivië | Laatste Aanpassing 15 April 2014

  • Salar de Uyuni - Isla Incahuasi (4)
  • Salar de Uyuni - Cementerio de Trenes (3)
  • Tiahuanaco (2) - Kalasasaya Tempel
  • Laguna Verde (1)

 

Plaats een Reactie

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking