Reisverhaal «Cambodja, van paradijzen tot oude gruwelen»
Wereldreis!
|
Cambodja
|
0 Reacties
28 September 2013
-
Laatste Aanpassing 30 Oktober 2013
Na de Taiwanese tyfonen werd het tijd om even in rustiger wateren te
varen. Cambodja heeft altijd al hoog op ons lijstje gestaan, natuurlijk
omwille van de wereldberoemde tempels van Angkor, de grootste
pre-industriele stad ter wereld, maar ook wegens de legendarische
glimlach van de Khmer bevolking. Echter, het straatarme Cambodja is ook
een land met een donkere geschiedenis, een land waar corruptie nog welig tiert.
Dit laatste werd meteen duidelijk na aankomst op de luchthaven van
Phnom Penh. Tijdens de afwerking van onze visa-bij-aankomst administratie kregen we
eerst 10 USD minder wisselgeld terug dan verwacht. Gelukkig dat we het opmerkten want
zoals we van anderen hoorden proberen de ambtenaren zich op deze manier bij veel
onoplettende toeristen te verrijken. Overal
werd er geprobeerd geld te ontfutselen. Ging het niet om opdringerige
kindverkopertjes bij de tempels, dan waren het de (al even opdringerige)
marktkramers die ons dwongen onze afdingtactieken grondig bij te
schaven opdat we toch maar een eerlijkere prijs konden betalen voor dat
ene T-shirt of die postkaarten. En dan hebben we het nog niet over de
politieagenten die, na een schichtige blik links en recht te hebben
geworpen, snel op ons afkwamen met het aanbod een van hun politiebadges
te kopen!
Cambodja zou voor ons even een rustpunt worden van het reizen. We zijn daarvoor naar het eilandje
Koh Rong Samloem getrokken, zo'n 2,5 uur varen van Sihanoukville, nabij
de zuidelijke grens met Vietnam. Dit mooie eiland bestaat grotendeels
uit een dichte jungle en enkele prachtige stranden. Belangrijker, men is
pas sinds een jaar of twee begonnen met het aanbieden van accommodatie,
zodat je hier nog het echte verlaten tropische eilandgevoel kan
beleven (herinner u Leonardo DiCaprio in The Beach). Binnen tien jaar zullen hier waarschijnlijk projectonwikkelaars
hun grootse hotelcomplexen beginnen neerpoten en gaat het eiland
dezelfde toer op als grote broer Koh Rong: van off-the-beaten-track
droombestemming voor een enkele backpacker tot een uitgebouwde
topbestemming voor de rijkere klasse. Maar zover is het gelukkig nog
niet! Na een vermoeiende voettocht doorheen de jungle kwamen we uiteindelijk
aan de andere kant van het eiland, bij de kleine bungalows van Huba-Huba,
waar we twee
weken zouden verblijven. Huba-Huba wordt uitgebaat door een jong Frans
koppel, Vic en Tiffany, die hiermee, samen met hun vriend Guillaume, hun
droom proberen te realiseren. Een droom die evenwel constant bedreigd wordt door legers vraatzuchtige termieten!
In onze houten bungalow stond enkel een bed en een klein tafeltje met
stoeltjes, maar waar het natuurlijk om ging waren de heldere,
groenblauwe zee en het stralend witte strand die slechts enkele meters
verder lagen! Gelegen tussen de dichte jungle en dit strand met de
gepaste naam "Sunset Beach" staan slechts enkele bungalows en aangezien
het laagseizoen was, waren we er op sommige dagen
werkelijk de enigen. Hogerop gelegen was een klein restaurantje met (wat
had je gedacht!) Franse lekkernijen alsook eenvoudige Khmer keuken. We
hebben nog nooit zoveel baguettes en crêpes gegeten als toen! Wat verder
stond ook een open douche (grote, holle bamboestengel met gaatjes;
watertoevoer uit een hoger gelegen bron) met uitzicht op het strand. Wat
doe je nu tijdens twee weken op zo'n idyllische plek? Veel zwemmen
natuurlijk en snorkelen, lezen, exploreren en vooral... genieten van de
zeer spectaculaire zonsondergangen! Het spectrum aan kleuren dat je aan
de hemel voorbij ziet schuiven, minuut na minuut, terwijl de zon geheel
op zijn eigen tempo verder wegzakt, is van een bijna onaardse
schoonheid, dat niet te vangen valt met een camera, ongeacht de grootte
van je lens!
Na
twee weken doorgebracht te hebben in het Paradijs, waar niemand een
horloge heeft en iedereen tijd, kwam de Zondeval en keerden we terug
naar de bewoonde wereld, waar niemand tijd heeft, zelfs al draagt
iedereen een horloge. De eerste dagen waren dan ook ietwat bevreemdend
om ons terug aan te passen aan het snellere levenstempo en al de
luxueuze uitspattingen die daarmee gepaard gaan. Een van de moreel
dubieuzere uitspattingen kwamen we overal in de grote steden in Cambodja
tegen: oude Westerse mannen die op pad zijn, hand in hand met een
knappe Khmer vrouw die vaak nog te jong is om zijn dochter te zijn. Veel
Khmer vrouwen lijken hiermee in te stemmen om uit een spiraal van
armoede te geraken. Zeer begrijpelijk natuurlijk als je weet dat 30%
van de Khmer minder dan 30 eurocent per dag verdienen, maar het wordt
iets minder begrijpelijk vanuit het standpunt van de Westerse mannen die
misbruik lijken te maken van hun wanhopige situatie om hun eigen
perversiteiten op hen te kunnen botvieren. Een alleen reizende Canadese zei ons
dat ze nog weigert te spreken met die Westerse mannen omdat ze hun
beweegredenen niet kent. Voor ons was het toch ook even slikken, want
dit waren we nog nergens anders tegengekomen, en we hebben een vermoeden
dat het in Thailand nog veel erger zal zijn!
Ondanks
de wanhopig arme situatie van veel Khmer, blijven ze altijd goedlachs,
uitermate vriendelijk en immer nederig. De brede glimlach die je van de
kinderen terugkrijgt als je naar hen wuift werkte bijzonder
aanstekelijk! Deze instelling is des te verbazingwekkender wetende dat
het land nog aan het herstellen is van de duistere heerschappij van de
Rode Khmer (1975-1979), tijdens wiens regime tot 2 miljoen mensen
stierven, op een bevolking van 7 miljoen. Tijdens het uiterst brutale
regime van Pol Pot werd geprobeerd een extreem Maoistische staat op te
richten, waarbij elke verwijzing naar het individu in de kiem gesmoord
moest worden. Het concept van families ging in tegen de Angkar filosofie
van de Rode Khmer. Intellectuelen, monniken, ambtenaren werden in grote
getalen vermoord. Zelfs het dragen van een bril of het kennen van een
vreemde taal (vaak eenvoudigweg omwille van de eerdere Franse bezetting
van Cambodja!) kon je leven kosten! Enkele dagen nadat de Rode Khmer aan
de macht kwamen, op 17 april 1975 (Jaar 0), werden Phnom Penh en andere
steden volledig ontruimd en moest iedereen opeens 14 uur per dag op het
veld werken, in een poging om de jaarproductie aan rijst te
verdrievoudigen, een onmogelijke taak. De meeste mensen stierven dan ook
tijdens de onvermijdelijke hongersnood die hierop volgde, maar velen
werden ook opgepakt en gedeporteerd naar een van de 150 executiecentra.
Het beruchtste onder deze is S-21 of de Tuol Sleng foltergevangenis in
Phnom Penh, waar 17000 mensen de dood vonden. Deze plaats is des te
gruwelijker omdat het een normaal ogend gebouw is in het midden van de
stad, en de plaats van een voormalige middelbare school. Echter, het klimrek op de speelplaats werd door de Rode Khmer omgetoverd tot de
galg voor wispelturige gevangenen. Binnenin de gebouwen zelf heerst
een onwezenlijk dense sfeer. Klaslokaal na klaslokaal veranderde in een
claustrofobische cel waar gevangenen tot maanden aan een stuk
vastgeketend werden aan ijzeren rasters en gruwelijke, middeleeuwse
folteringen moesten ondergaan. Veel vloeren zijn zelfs nu nog bedekt met
grote donkere vlekken. Wat verderop wordt het hallucinante karakter van
deze plaats nog indringender, wanneer we geconfronteerd worden met de
vele duizenden foto's die de bewakers namen van elke gevangene. Zo
hadden ze direct een foto bij de hand als een gevangene het waagde te ontsnappen. Verdriet, woede, verbijstering, maar vooral angst
valt af te lezen uit de vele blikken die je recht in je ogen aanstaren.
Zeer veel angst...
Slechts
12 mensen wisten de horror van Tuol Sleng te overleven, omdat ze
mechanicien waren of kunstenaar en hun talenten bruikbaar bleken voor de
Rode Khmer. Vandaag de dag zijn er nog slechts 2 van hen in leven. Het
toeval wilde dat we 1 van hen, Chum Mey, konden ontmoeten, gezeten op
het speelpleintje van de voormalige school, waar hij zijn autobiografie
promootte. Hij strijdt al jaren voor de oprichting van verschillende
tribunalen om de schuldigen voor het gerecht te brengen. Een zo'n
tribunaal is na jaren moeizame onderhandelingen eindelijk opgericht om
de voormalige, nog levende leiders van de Rode Khmer te vervolgen. Nog
niet zo lang geleden werd het voormalig hoofd van de Tuol Sleng
gevangenis, Kameraad Duch, schuldig bevonden aan misdaden tegen de
menselijkheid en veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Maar
Chum Mey vecht door. Enkel wanneer meerdere tribunalen worden opgericht
die zich richten op de lagere rangen van de Rode Khmer en op de vele
bewakers die werkten in de executiecentra, kan Cambodja misschien echt
in het reine komen met deze gruwelijke periode in zijn lange
geschiedenis.
Veel
gevangenen van Tuol Sleng die uiteindelijk geexecuteerd moesten worden,
werden op trucks geladen en vervolgens naar de boomgaarden van Choeung
Ek gebracht, net buiten Phnom Penh. Dit kleine gebied is de beruchtste
van de vele tientallen Velden des Doods ("Killing Fields") die te vinden
zijn in Cambodja. De sfeer is minstens zo deprimerend als in Tuol
Sleng. Iedereen loopt er zwijgzaam rond, ingetogen luisterend naar een audiogids. Niemand glimlacht. Met reden, want op deze plaats zijn 20000
mensen doodgeknuppeld (kogels waren te duur voor de Rode Khmer) en, al
dan niet nog levend, begraven in massagraven. Over een grote oppervlakte
kan je tientallen van deze putten zien. Slechts enkelen zijn opgegraven
geweest, waarbij soms tot 450 lichamen werden geteld. Hier en daar loop
je langs afbakeningen waar regelmatig nog beenderen naar de oppervlakte
komen, alsof hun zielen geen rust kunnen vinden op deze plaats. De
schedels die zijn opgegraven liggen opgestapeld in een 17 verdiepingen
tellende stoepa. Duizenden zijn het er. Nabij loop je langs enkele
rustieke vijvers, waar eendjes en hun kroost lieflijk rondwaggelen en je
verder enkel het geluid hoort van de wind die doorheen de bomen giert.
Een bijzonder aangrijpende plaats is het massagraf waar vrouwen en
kinderen in werden gedumpt, met vlakbij de Killing Tree, waartegen de
Rode Khmer weerloze babies doodsmakten. Een Westers meisje probeert haar
haarbandje aan de boom te hangen, tussen honderden andere kleurrijke
lintjes. Iedereen kijkt zwijgzaam toe. Sommigen zijn bewogen tot tranen.
De horror waartoe mensen in staat zijn is werkelijk eindeloos. En dat
allemaal voor uitermate inferieure redenen, op een planeet die slechts
een fractie van een pixel groot is tegen de oneindige zwarte leegte van
het universum. Een fractie groot misschien, maar het is een wondermooie blauwgroene fractie en het is enige dat we
hebben. De absolute absurditeit van de
monstrositeiten die mensen kunnen veroorzaken wordt pas echt duidelijk
als je Carl Sagan's beroemde "A Pale Blue Dot" speech leest:
Consider again that dot. That's here. That's home. That's us. On it
everyone you love, everyone you know, everyone you ever heard of, every
human being who ever was, lived out their lives. The aggregate of our
joy and suffering, thousands of confident religions, ideologies, and
economic doctrines, every hunter and forager, every hero and coward,
every creator and destroyer of civilization, every king and peasant,
every young couple in love, every mother and father, hopeful child,
inventor and explorer, every teacher of morals, every corrupt
politician, every "superstar," every "supreme leader," every saint and
sinner in the history of our species lived there – on a mote of dust
suspended in a sunbeam.
The Earth is a very small stage in a vast cosmic arena. Think of the
rivers of blood spilled by all those generals and emperors so that in
glory and triumph they could become the momentary masters of a fraction
of a dot. Think of the endless cruelties visited by the inhabitants of
one corner of this pixel on the scarcely distinguishable inhabitants of
some other corner. How frequent their misunderstandings, how eager they
are to kill one another, how fervent their hatreds. Our posturings, our
imagined self-importance, the delusion that we have some privileged
position in the universe, are challenged by this point of pale light.
Our planet is a lonely speck in the great enveloping cosmic dark. In our
obscurity – in all this vastness – there is no hint that help will come
from elsewhere to save us from ourselves.
The Earth is the only world known, so far, to harbor life. There is
nowhere else, at least in the near future, to which our species could
migrate. Visit, yes. Settle, not yet. Like it or not, for the moment,
the Earth is where we make our stand. It has been said that astronomy is
a humbling and character-building experience. There is perhaps no
better demonstration of the folly of human conceits than this distant
image of our tiny world. To me, it underscores our responsibility to
deal more kindly with one another and to preserve and cherish the pale
blue dot, the only home we've ever known.
(...)
Na
enkele uren te hebben doorgebracht op deze beangstigende plek, werden
we zowaar geconfronteerd met... souvenirstandjes! Wie wil hier nu in
vredesnaam een souvenir kopen?! We waren nog meer verbijsterd toen onze
tuk-tuk chauffeur voorstelde om naar een schietstand te gaan, waar je je
kan uitleven met allerhande dodelijk speelgoed (inclusief
granatenwerpers!). Blijkbaar lagen deze schietstanden vroeger vlakbij de
Killing Fields! Kan het nog cynischer... We hadden even een gevoel dat
je misschien het best kan omschrijven als "Stop de aardbol, ik wil
ervanaf!", om een goede vriend van ons te citeren.
Terug
in Phnom Penh hebben we uiteindelijk nog enkele tempels zoals Wat Phnom
bezocht alsook het mooie Koninklijk Paleis. Veel van ons transport van
en naar deze plaatsen hebben we gedaan met de tuk-tuk, een soort
veredelde driewieler met een overdekte vierzit. Tientallen keren per dag
krijg je "tuk-tuk, sir?" naar je hoofd geslingerd; tientallen keren per
dag wierpen we hen een brede glimlach toe met de woorden "no, thank
you!". Het verkeer in Phnom Penh leent zich tot een intrigerende studie
over hoe zo'n warrige chaos kan resulteren in een soort orde waardoor
iedereen uiteindelijk toch geraakt waar hij of zij moet zijn. Een
vreemde kronkel van de tweede wet van de thermodynamica? En je komt er
bovendien vanalles tegen! Van achteloze tuk-tuk chauffeurs, traag
voortschrijdende bromfietsen net niet bezwijkend onder het gewicht van
de 6 personen die ze vervoeren, tot vrachtwagens, metershoog
volgestapeld met alles wat je kan bedenken, van meubels, matrassen tot
bamboestengels en fietsen en zelfs Boeddhistische monniken in knaloranje
gewaden. Op een keer reed er voor ons een kleine, open vrachtwagen die
volgestapeld lag met kippen, waartussen een man liep, druk in de weer met hen één voor één
gedwongen te voederen! Op het platteland zagen we dan weer tientallen
kinderen in mooi uniform, fietsend van of naar hun schooltjes op hun
ouders' fietsen (veel te groot voor de drommeltjes natuurlijk, maar ze
deden o zo hun best om het wiel rondgedraaid te krijgen!).
In
Phnom Penh hebben we 5 dagen verbleven, waarna we de minibus hebben
genomen naar Siem Reap, een reis die zo'n 6 uur duurde. Dit is de
algemeen geweten tijdsduur, maar het zou een heel stuk langer duren als
de chauffeurs zich aan de toegelaten snelheid zouden houden: waar je 40
mocht vlamden ze soms door tegen 110 km/u of meer. Niemand die erop let,
niemand die erom geeft. Terwijl de Khmer bevolking alles mag op zijn
eigen wegen, moeten Westerlingen die zich op de weg wagen zich strict
aan de regels houden willen ze een boete vermijden. Zo hoorden we het
verhaal van een Brit die een boete kreeg omdat hij overdag (!) met zijn
lichten aan fietste, en dat terwijl de Khmers zonder problemen 's nachts
zonder licht kunnen rijden. Gelukkig kan je nog altijd afdingen op je
boete, zelfs tot 80%! Je moest dit alles eens bij ons proberen!
Siem
Reap is een backpackersparadijs, waar toeristen samenkomen voor de
tempels van Angkor en het uitgaansleven rond Pub Street. Wijzelf waren
vooral gefocust op het eerste. Voor 60 USD per persoon hebben we een
7-dagenpas gekocht die ons toeliet de belangrijkste tempels grondig te
bezoeken. Uiteindelijk hebben we zo'n 30 tempels aangedaan, op een
totaal van zo'n 1000 (inclusief steenhopen die ooit iets van een gebouw
moesten voorstellen). Zeer recent hebben radar- en satellietgegevens
uitgewezen dat dit gebied ooit de grootste pre-industriele stad ter
wereld moet geweest zijn, met een oppervlakte van meer dan 1000 km²,
meer dan zesmaal groter dan Brussel. De overgebleven tempels zijn een
amalgaam van bouwstijlen, toegewezen aan een lange reeks Boeddhistische
en Hindoeistische Khmer koningen die hier heersten tussen grofweg de 9e
en 15e eeuw. Het hoogtepunt is het gematerialiseerde Hindoe universum
van Angkor Wat, gebouwd door Suryavarman II tussen 1113 en 1150, met
zijn vijf kenmerkende centrale torens die de vijf pieken van de berg
Meru voorstellen, de woonplaats van de goden. Met een oppervlakte van 2 km²
is deze tempel op zich al een reusachtig complex, waar we uiteindelijk
een volledige dag zouden spenderen. Onze aandacht ging daarbij vooral
naar de schitterende basreliefs die, met een totale lengte van 600 m,
een hele reeks legenden en mythen uitbeelden uit de Hindoeistische Mahabharata en Ramayana, van de legendarische veldslag van Lanka tot de strijd tussen de asura's en deva's en het verkrijgen van het elixir van de onsterfelijkheid (amrita)
door het Karnen van de Zee van Melk. Naast Angkor Wat zijn de
belangrijkste tempels het Bayon met zijn 200 gezichten van
Avalokitesvara, de boddhisattva van mededogen en Ta Prohm, een
tempelcomplex dat traag maar gestaag opgeslokt wordt door de jungle en
zijn dramatisch kronkelende wurgbomen (kapokbomen en wurgficus). Andere,
minder bezochte tempels met minstens even indrukwekkende
jungle-invasies zijn Preah Khan, Ta Nei en het totaal verlaten en
overwoekerde Beng Mealea. Sommige mensen geraakten al uitgetempeld na
een dagje Angkor Wat, maar voor ons bleef elke dag een ware
ontdekkingstocht. Ons verplaatsend per tuk-tuk of met de fiets zagen we
eilandtempels (Neak Pean), verlaten tempels vol laaghangende
slingerbomen waar je je als Indiana Jones in bochten moest wringen om
nauwelijks onderzochte tempelruimtes op je weg te vinden (Beng Mealea),
tempels waar iedereen samendrumde voor een schitterende zonsopgang
(Angkor Wat) en -ondergang (Phnom Bakheng, Sras Srang), tempels met
uiterst verfijnde mythologische taferelen uitgehouwen in rode zandsteen
(Banteay Srei), tempels waarvan zelfs veel tuk-tuk chauffeurs niet weten
hoe er te geraken (Chau Srei Vibol) en tempels waar je enkel heen kan
mits het beklimmen van 635 treden en waar Sovjet luchtafweergeschut je
staat op te wachten (Phnom Bok). Al bij al was dit een geweldige duik
geweest in het rijke verleden van een stad die er in zijn hoogdagen
magnifiek moet hebben uitgezien! Bovendien hebben we regelmatig gebruik
gemaakt van de rijkunsten van tuk-tuk chauffeur Pou Ree, een zeer
aangename en warme persoonlijkheid die ons zelfs heeft meegenomen naar
zijn thuis. Hij heeft ons 2 foto's meegegeven van zijn familie en wij
hebben voor hem in ruil een foto gegeven van ons drie na ons bezoek aan
de Ta Nei tempel (zie de fotoreeks, laatste foto). Zijn vrouw heeft een
piepklein winkeltje vlakbij de jeugdherberg waar we verbleven en we
hebben er dan ook regelmatig onze banaantjes of gesneden ananas gekocht.
Uitermate trots vertelde hij ronduit over hun drie kinderen, waarvan
twee momenteel studeren aan de universiteit (deze van Siem Reap en Phnom
Penh). "All the time, papa money, papa money. School so much money!" We
duimen samen met hem dat zijn kinderen later een goede job vinden om
uit de spiraal van armoede te geraken! Pou Ree heeft ons ook meegenomen
naar het huisje van zijn broer. Hij woont samen met zijn vrouw en drie
kinderen in een bouwvallig houten huisje en verdient de kost met het
aftappen en verkopen van palmwijn. Hiervoor dient ij zonder veel
hulpmiddelen in bepaalde palmbomen te klimmen om er de bloemen te
snijden om aldus het sap te verzamelen. Dit betekent zeer lange dagen om
maximaal 6 bomen te behandelen, met een opbrengst van 4-5 liter per
boom, waarvan de verkoop uiteindelijk 1 dollar oplevert per 4 liter.
Door de levenscyclus van de palmbomen kan dit werk slechts gedurende 3
maanden per jaar gedaan worden. Weeral een leerrijke confrontatie met de
moeilijkheden waarin mensen dienen te overleven voor enkele dollars, en
dat terwijl wij zwemmen in oceanen van luxe!
Waar
reizigers samentroepen heb je ook telkens de vele opdringerige
verkopers van allerhande goedkope memorabilia en uitbaters van kleine
restaurantjes die je vaak al aan de tempelingang staan op te wachten.
Vooral de bedelende kinderen probeerden ons te overtuigen dat we hen
toch maar een dollar zouden geven opdat ze naar school kunnen gaan,
al dan niet door de aankoop van hun postkaarten of zijden sjaaltjes. Om
te beginnen is school volgen gratis in Cambodja en moet je enkel
betalen voor schoolmateriaal. Zelfs al kan je dit niet betalen, dan zijn
er altijd oplossingen voorhanden (zoals schooltjes die opgericht en
geleid worden door Boeddhistische monniken, zie verder). Geef bovendien
geld en ze zullen zeker niet naar school gaan aangezien hun
zaakje te winstgevend is. Langs de andere kant is het natuurlijk
begrijpelijk dat straatarme ouders hun kinderen op pad sturen als ze
weten dat toeristen al sneller smelten voor hun zielige oogjes en met
geld over de brug komen (in India is geweten dat dakloze ouders soms hun
eigen kinderen mutileren om zo meer geld in het laatje te krijgen!). De
tegenstelling tussen hun chronisch gevecht om de dag door te komen
enerzijds en onze "vanzelfsprekende" luxe werd trouwens pijnlijk
duidelijk in Phnom Penh toen we een bedelende moeder met haar kind
minutenlang zagen staren naar een Westers koppel en hun weldoorvoede
dochter die zich, twee meter verder, klaarmaakten om te vertrekken van
het restaurant waar ze net gedineerd hadden.
Desondanks
werd ons steeds aangeraden beter geld te geven aan organisaties die met
daklozen en straatkinderen werken. Zo hebben we bij de Lolei tempel
Vanna ontmoet, een leraar en ex-monnik die in een nabij gelegen
schooltje werkt, dat opgericht werd door monniken en zich vooral richt
op arme kinderen wiens ouders onvoldoende middelen hebben om hun
kinderen school te laten lopen. De school kan enkel functioneren op
basis van giften. Tijdens de rondleiding die ons werd gegeven, vertelde
Vanna ronduit over hoe het is om hier les te geven met een minimum aan
middelen. Hij laat ons enkele computers zien die hij drie maanden
tevoren had aangekocht met de giften die hij mocht ontvangen, alles nog
steeds in hun originele verpakking. Als we hem vragen wat hij het meest
dringende nodig heeft (misschien kunnen we hem verderhelpen, dachten
we), zegt hij simpelweg, "stroom". Omdat generatoren en zonne-energie
nog boven zijn huidig budget liggen, en vooral ook omdat die computers
niet al te lang mogen gestockeerd blijven zonder te werken, is hij dringend op zoek naar meer fondsen voor deze en andere projecten.
Wat
ook beter is dan kinderen geld te geven is hen een goocheltruc tonen,
of een kleine vaardigheid proberen aanleren. Je zal zien dat ze vrijwel
onmiddellijk hun ouderlijke orders vergeten! Toen een zo'n
kindverkopertje ons vertelde dat hij vreemde valuta verzamelde hebben we
hem dan ook graag een briefje van 100 MNT gegeven, dat we nog bijhadden
van Mongolie. Het andere 100 MNT briefje hangt nu tegen de muur van de
Rosy jeugdherberg in Siem Reap.
Met nog een lekker cadeautje van Pou Ree in onze rugzak vertrokken we uiteindelijk uit Cambodja met een bus voor een 10 uur durende rit naar Bangkok, het immer kleurrijke mekka voor hedonistische jongeren en voor anderen die op zoek zijn naar avontuur. Maar daarover later meer. Veel groetjes en tot gauw!