Reisverhaal «Las Peñas: zwarte vlek aan de grens»
TROPENTRIP
|
Ecuador
|
0 Reacties
04 December 2014
-
Laatste Aanpassing 10 December 2014
Toen we na een maand rondreizen opnieuw de zee zagen, waanden we ons meer in Afrika dan in Ecuador. Nieuwsgierig zoals steeds lieten we ons graag op sleeptouw nemen om deze blinde vlek van het land te verkennen. Onbegrijpelijk dat deze streek in zoveel reisgidsen vergeten of gemeden wordt. Geen massatoerisme, alhoewel er toch stranden met palmbomen, cocktailbars en een indrukwekkende natuur te zien viel. Helemaal iets voor de tropentrippers!
ZWARTE VLEK
Geen haar op ons hoofd die eraan gedacht had om naar de meest noordelijke kust van Ecuador te trekken. We moesten immers een grote week later in het zuiden het vliegtuig huiswaarts nemen. Maar toen onze campinguitbater Hans in Ibarra met z'n verhaal over een onbekend Ecuador op de proppen kwam, waren we verkocht.
Samen met Michèle en Sebastián reden we met Hans van de bergen naar de zee. Onderweg werd ons nog eens duidelijk hoe mooi en divers de natuur in dit land is. Op enkele uren tijd waren we 2000 m gedaald en zagen we de meest uiteenlopende groene landschappen aan ons voorbij flitsen. Wat voor ons een troef vormt, bleek voor de overheid eerder een zorg. De groene grens met Colombia waarlangs we reden was één van de geliefde smokkelplaatsen voor drugskoeriers. Om die trafiek tegen te gaan, botsten we onderweg op een legerpost die alle verkeer controleerde.
De dreiging van het geweld dat z'n drugstrafiek met zich meebrengt is waarschijnlijk de voornaamste reden waarom weinig tot geen toeristen de weg vinden naar dit uniek stukje Ecuador. Met onze Duitse vriend, die reeds 4 jaar in Ecuador woont, voelden we ons voldoende veilig om de streek te verkennen.
Eens aangekomen in Borbon merkten we onmiddellijk waarom deze streek zwart Ecuador genoemd werd. Op straat zagen we voornamelijk Ecuadoranen met een zwarte huidskleur en ook de levensstijl deed ons spontaan aan onze reis door Afrika denken. De bootsman waarmee we afgesproken hadden (om afspraken te maken voor de volgende dag), was nergens te bespeuren en dus zat er niks anders op dan te wachten. Nooit gedacht dat we het in Ecuador nog zouden zeggen, maar toch: "Polé polé!"
De plek waar we ons uiteindelijk even zouden vestigen, bereikten we via een kapot gereden weg. Ooit was alle hoop gevestigd op Las Peñas om er een toeristische trekpleister van te maken. Helaas was het wat anders gelopen en kregen we vooral leegstaande of verlaten hotels te zien. We lieten het niet aan ons hart komen. Een strandwandeling bracht ons tot bij het restaurantje van Don Giovani. Het houten huisje op het strand bleek als één van de weinige open. Want net zoals in Afrika reserveer je best vooraf als je tijdig eten wil hebben. Met het geluid van de zee op de achtergrond genoten we van een lokale versie van 'fruits de mèr'.
DIEPE WORTELS
Ook wanneer we ons opnieuw naar Borbon verplaatsten voor het effectieve boottochtje bleek de bootsman onvindbaar. Een andere jonge knul bleek zijn plaatsvervanger. Maar z'n vrouw kregen we mee als gids, of zoiets. Al vermoedden wij dat ze vooral graag in het gezelschap van blanken wou gezien worden. Bij gebrek aan voldoende bankjes in de boot, werden extra zitplaatsen gecreëerd door tuinstoelen met half afgezaagde poten te voorzien. Helemaal Afrikaans!
Door de nood aan werkkrachten op koffie-, cacao- en bananenplantages werden destijds een massa Afrikanen als slaven ingevoerd. Dat verklaart natuurlijk waarom er tot op vandaag nog zo'n grote, zwarte gemeenschap in Ecuador leeft. De plantages zijn er nog steeds, maar dan zonder slaven. Hans wist ons te vertellen dat een investering in een cacaoplantage bijzonder interssant is. Wegens slechte oogsten in Afrika, dreigt er immers een cacaotekort!
Maar ook voor de zwarte Ecuadoranen leefden mensen in dit gebied. De diepe wortels naar een oude beschaving lagen te bezichtigen in een houten barak die als geïmproviseerd museum dienst deed. Vol enthousiasme vertelde de man die zichzelf gids noemde over hun archeologische vondsten. Helaas deed de drukkende hitte en z'n onverstaanbare Spaans ons gewoon wat rondkijken. Meer dan het feit dan het skelet dat we te zien kregen afkomstig was van een Spaanse indringer, kwamen we niet te weten.
Hoe ver we ons ook van het vasteland verplaatst hadden, toch merkten we nog steeds elektriciteitskabels op langs de huizen. We kwamen te weten dat het een verkiezingsbelofte was geweest van de president om alle huizen in Ecuador van elektriciteit te voorzien. En daar was hij dus in geslaagd.
Om van de ene rivier naar de andere te geraken, moesten we een stukje over open oceaan varen. Het fragiele kanootje baande zich traag maar zeker een weg door de enorme wateroppervlakte. Helaas konden de golven maar moeilijk ontweken worden en waren we bij gevolg kletsnat eens we de andere rivier opvaarden.
Het indrukwekkende mangrovebos deed ons al snel onze natte kleren vergeten. We gaapten met open mond naar de vele wortels waaruit de bomen oprezen en bleven maar krabben zien tussen die wortels. Het was duidelijk de moeite geweest om tot in deze verre uithoek van het land te reizen.