Reisverhaal «Een warme thuis in Punta Los Choros»
Argentinië & Chile
|
Chili
|
0 Reacties
05 December 2014
-
Laatste Aanpassing 07 Februari 2015
Van Valparaiso nemen we een bus naar La Serena. Op één na Chile’s oudste havenstad.Op zestig kilometer hiervandaan, een afstand die wij ondertussen vlakbij noemen, ligt de Elqui vallei. Omgeven door rotswoestijn ligt deze vallei als oase van groen met plantages van sinaasappel, papaya& avocado en wijngaarden voor de productie van Pisco. De meeste mensen die tot hier komen, kijken vooral naar de lucht. Doordat de hemel hier uitzonderlijk klaar is, is deze streek de thuisbasis geworden van een hoop astronomische onderzoekscentra. Van een simpele sterrenkijker tot high-tec telescopen waarmee je het aantal neuskeutels kan tellen van Captain Spock zelfs al tjeest die doorheen de melkweg.
Hoewel ik meer ervaren ben in het kijken in mijn glas dan door een glas, lijkt dit toch een interessante uitstap. Mijn oud leerkracht aardrijkskunde zou trots zijn…
Alleen zijn we er nooit naartoe gegaan. In ons hostel horen we immers van verschillende reizigers dat ze erg teleurgesteld waren in die uitstap waardoor we besluiten de vallei te laten voor wat het is. Het antwoord op de prangende vraag hoeveel neuskeutels Captain Spock heeft, moet ik je dus helaas schuldig blijven.
Het ‘Parque Nacional Pinguïno de Humboldt’ op Isla Choros biedt daarentegen een waardig alternatief. Om dit park te bezoeken moet je mee met een tourorganisator. Als we die ochtend aanschuiven voor een plaatsje op de bus, blijkt die volzet. In tegenstelling tot de andere Zuid-Amerikaanse landen is het in Chile blijkbaar wel verboden om met meer passagiers dan er zetels zijn rond te rijden. We kunnen dus niet mee. Een Chileens koppel dat ook hetzelfde lot is beschoren, kan er niet mee lachen, zij hebben immers hun ticket al betaald. De buschauffeur belt wat rond en regelt een oplossing. De baas van de firma zal ons met zijn auto voeren.
Na een dik uur op de autosnelweg slaan we af, de woestijn in. In de verte zien we, Punta Choros, een klein teken van beschaving, volledig geïsoleerd door niets meer dan rotsen, cactussen, zand en een verstikkende hitte. Als we in Punta Los Choros aankomen, worden mijn ogen als een stier op een rode lap gefixeerd door een wapperende rode vlag met een witte diagonale streep. De scheepsvaartvlag die waarschuwt dat er duikers zijn… Zalig! Na een dikke twee en halve maand uitsluitend op het vasteland krijg ik misschien een kans om te gaan duiken. Eindelijk! Hanne weet al hoe laat het is: “Ok, je moet straks maar eens gaan informeren maar eerst gaan we naar ‘Isla Choros’. Ik wil wel eens een pinguïn in het wild zien!”
Samen met zo’n twintig Chilenen varen we een klein half uur tot aan de eilandgroep. We varen recht doorheen de zo goed als onverstoorde habitat van onder andere zeeotters, zeehonden, zeeleeuwen, pelikanen, dolfijnen… En ja hoor ook de prachtige Humboldt Pinguïn zien we met z’n typische pasje rondhuppelen. Prachtig!Een fantastische uitstap, precies een safari maar dan op zee. Als het boven de waterspiegel al zo mooi is, dan is het daarbeneden zeker nog duizend keer beter…
We krijgen maar een uurtje op Isla Choros. Perfect getimed om eens rond het eiland te wandelen en dan vertrekt de boot al terug. Daarna hebben we normaal onmiddellijk aansluiting op de bus. Zo’n strakke schema’s, we zijn het niet meer gewoon en zeker niet in zo’n prachtige omgeving. Hanne overtuigt de chauffeur van de auto om nog even te wachten want ik moet immers nog eens gaan informeren om te gaan duiken. De eigenaar van het duikcentrum is net terug van twee fantastische duiken. Tijdens hun verplichte decostops bleef er op het einde een walvis rond hen zwemmen en ze hebben de beelden kunnen vastleggen met een gopro. Stel je voor…
Uiteraard kan ik er duiken. Met zekerheid de dag erop maar dan moet ik er die nacht blijven slapen aangezien we, lang voor de bus toekomt, al uitvaren. De dag erop is er misschien ook een kans maar dan heeft hij wel nog een mededuiker nodig om uit de kosten te komen. Mizerie, mizerie ofwel blijf ik dus hier en betalen we een slaapplaats dubbel (normaal slapen we deze nacht terug in La Serena) ofwel waag ik de gok en vinden we een tweede duiker.
Als ik mijn grote dilemma aan Hanne vertel, stelt ze voor dat ik maar moet blijven. Zelf zal ze de eigenaar van het hostel proberen te overtuigen om mijn bed in de dorm kwijt te schelden als we de dag erop nog een nacht langer blijven. “Uitstekend plan!”, dacht ik terwijl de gedachte van een nakende duik een gigantische glimlach op mijn mond tovert.
“Enkel en alleen op de voorwaarde dat je voorzichtig bent! ”, Hanne zegt het altijd voor ik ga duiken en ik denk dat ze het zal blijven doen. “En uitademen hé als je naar boven komt!” “Vaneigens schatje! Je weet dat toch!”
Ondertussen komt de chauffeur bijna onnozel van al dat wachten. Hij staat duidelijk op z’n tijd en wil echt NU vertrekken.
“Ok, ik ga snel naar de duikclub om alles te regelen en een slaapplaats te zoeken. Moest er een probleem zijn, kan ik nog steeds de bus nemen want die wacht nog op de laatste mensen. Ik fix wel een plaatsje…”
Nog net tijd genoeg om elkaar een kus te geven en de chauffeur stuift weg. Voor het eerst in bijna een jaar tijd zullen we langer dan twaalf uur van elkaar gescheiden zijn…
De duikinstructeur heeft ondertussen goed nieuws, hij heeft net een telefoontje gehad dat er overmorgen nog iemand wil duiken. Dit zou perfect zijn, dan neem ik nu de bus, komen Hanne en ik gewoon terug, genieten we nog een dag van deze omgevingen betalen we ook geen dubbele slaapplaats. Win win situatie!
Ik blijf even praten om alles te regelen voor de duik en voel me gerust dat ik de bus zal wel zien passeren als die vertrekt. Het tegengestelde is echter waar. De bus is onopgemerkt vertrokken. Nu sta ik daar wel mooi te blinken! Hoe ga ik nu terug bij mijn teerbeminde geraken? De afstand wandelen is niet alleen te ver, de tocht door het stuk woestijn zou ook te gevaarlijk zijn. Tjah, dan maar liften hé…
Ik ben positief: “Zo’n knappe buitenlandse jongeman, wie zou daar nu niet voor stoppen!” en mijn duim gaat vol zelfvertrouwen de lucht in. Het spreekt vanzelf dat concept van liften enkel lukt als er iemand zich aanbiedt om je mee te nemen en in dit geval is dit mijn grote probleem. Na een dik half uur is er gewoon nog geen enkele auto gepasseerd. Het lijkt erop dat er in dit godvergeten gat helemaal niemand meer wegmoet! Als ik mijn probleem vertel aan een local, stelt die voor om me net uit dorp te brengen, naar de weg die doorheen de woestijn gaat. “Als je een auto zal vinden, heb je daar wel meer kans maar ik zou wel aanraden wat schaduw te zoeken om in te wachten…”.
Ooit al eens schaduw gezien in een woestijn? Na nog een half uur te staan koken in eigen zweet passeren er dan toch twee auto’s. Mijn redding? De eerste negeert mijn duim volledig. In de tweede auto hebben ze duidelijk meer medelijden. Vier jonge Chilenen vragen waar ik heen wil. In mijn beste Spaans, dat ondertussen heel wat is gevorderd, vertel ik hen dat ik ontzettend blij zou zijn met een lift tot aan de autostrade. Daar zoek ik dan wel een manier om tot in La Serena te geraken. Alles is goed, zolang ik maar uit deze bloedhete woestijn geraak! “Tu tienes suerte amigo, wij moeten er ook naar toe, spring erin, we nemen je wel mee! Je ziet er uit alsof je wel een pintje kan gebruiken. Neem maar eentje uit die frigobox!” Ik twijfel heel even of dit geen fata morgana is maar het is echt. In fantastisch gezelschap geraak ik tot mijn eindbestemming en dat pintje, je kent het gezegde wel, het was een engeltje!
De dag erop staan we met ons z’n tweetjes terug in het dorpje bij het eiland. Slaping is misschien wel nog een probleem want op internet is alles hier enorm duur. Na wat rondvragen, wordt ons aangeraden om eens te checken bij ‘Tio Doggui’. Het is een van de gidsen die toeristen naar het eiland brengt. “Niet verschieten, het is wel een beetje een rare!”
De waarschuwing was niet gelogen. Tio Doggui ziet er uit als een mix van een sioux indiaan en een doorwinterde zeekapitein. Hij heeft lang grijs haar, zijn bruine, sterk gerimpelde gezicht verraadt de dagelijkse blootstelling aan zon en zeewater, rond zijn hals draagt hij meerder kettingen met pijlpunten, haaientanden en de nagels van zeeleeuwen. Er hangt mystiek rond zijn persoonlijkheid.Als we vragen naar een slaapplaats, blijken we meer da welkom. “Two people? Owkaay, welcome, Waauw from Belgium! Great! Owkaay!”, antwoord Tio Doggui wat vertraagd en met een bizar soort enthousiasme, precies Eddy Wally. Het cliché van de bizarre zeekapiteins met een hoek af lijkt weer eens bevestigd. Toch voelen we ons erg op het gemak want ondanks zijn ietwat vreemde voorkomen heeft hij toch charisma. Hij straalt een bepaalde warmte uit wat ons overtuigd om een nacht bij hem en z’n familie te spenderen. Zeer snel zullen we beseffen dat dit een gouden zet zal blijken die we nog erg lang zullen onthouden!
In het huis van Tio Doggui maken we kennis met zijn vrouw, eigenlijk zijn vriendin, zijn jongste zoon, haar broer, haar andere broer, hun kind, nog een kind maar van een andere vrouw en nog een hele hoop kindjes maar waarvan ik niet meer weet wat hun relatie tot het gezin is… Er woont hier een hele familie bij elkaar die ons allemaal van harte verwelkomen in hun huis. Zo hectisch de hele bende samen, zo eclectisch het interieur van het huis. Het is een bonte verzameling van zelfgemaakte kunstwerken en van het strand gekruide voorwerpen en rariteiten. Duizend en één aangespoelde petten hangen aan het plafond, een collectie aan pijlpunten en authentieke harpoenhaken, schildpadschilden en vogelskeletten sieren de muren, een hele wereld van lofberichten zijn op een andere muur aangebracht,…Heel wat indrukken om te verwerken. We zijn eigenlijk nog maar net aan het kennismaken en we worden door de kokende broer uitgenodigd voor het middagmaal. “Het stelt niet veel voor want veel hebben we niet maar we leven hier bij de zee die ons een rijkdom biedt die niet veel mensen kennen!” Als voorproevertje geeft hij ons een net gekookte kokkel. Een fantastische smaak, verser kan je de zeevruchten niet proeven! “Lekker hé? Wacht maar, straks krijg je een glaasje ‘levenselexir’. Mijn gekruide soep op basis van het kookvocht van de kokkels. Dat is echt het einde!” Wat een rijkdom!
Mario is hier ook te gast. De vijfenveertig jaarige Chileen uit Valparaïso blijkt een spraakwaterval. Net gescheiden, burn-out na een enorm stressvolle werkperiode en zichzelf gedwongen er even van tussen uit te glippen. Zonder enig plan belandde ook hij bij de familie. Hij geniet er al een paar dagen van lange wandelingen op het strand en aangename gesprekken met de familie. Geen telefoon, geen werk, enkel de zee en het aangename gezelschap van Tio Doggui en zijn familie. De broer heeft gelijk, je hebt inderdaad niet veel nodig om rijk te zijn!
Na de groepsmaaltijd wacht natuurlijk ook een groepsafwas en zo te zien staat er nog een afwas van een paar dagen terug. Hanne stelt voor om die te doen maar de dame des huizes wuift het voorstel weg:“Het is het eerste weekend van de maand, dan hebben we drie dagen geen zoetwater en gezien het de laatste weken ontzettend warm was, is geen regenwater meer over.” “Wat? Serieus? Vandaar de berg afwas ….” Uiteindelijk geeft de dame dan toch toe aan het voorstel van Hanne. Het is een universeel gegeven, ook een berg afwas verzet je gemakkelijker met twee… Ik kan er onderuit muizen. Er is niet alleen geen plaats voor een man meer en ten slotte doen de venten hier precies ook geen afwas… Rest mij enkel te integreren en mee naar buiten te gaan. J
Later op de avond neemt Doggui ons op sleeptouw en gidst hij ons doorheen de prachtige streek. Hij toont ons waar hij de pijlpunten heeft gevonden, waar je soms walvissen kan zien, legt ons uit dat de otters hier drijvend op hun rug oesters kapot slaan met een steen om zo de lekkernijen op te eten,… Fantastische gids, fantastisch persoon!
Op de laatste dag kan ik eindelijk gaan duiken. We zijn met vijf: twee instructeurs, een koppel beginners en mezelf. Met een kleine Zodiac gaan we naar de eerste duikstek. Het is een ‘diepere’ duik met kans op stroming en dus niet weggelegd voor de beginners. Samen met de instructeur laat ik me met een achterwaartse rol in het water vallen. We duiken bij een rechtopstaande rots die volledig is bekleed met allerhande anemonen en wieren. Het krioelt er van de vis die absoluut niet onder de indruk is van onze aanwezigheid. Het scheelt niet veel of je kan de vis hier over hun kop aaien. Duikers zijn hier duidelijk zeldzaam.
Ondertussen is de instructeur druk in de weer met zijn Gopro. Hij heeft meer oog voor het cameraatje dan voor z’n ongekende mededuiker. Hoewel ik de instructeur op een afstand volg, duik ik eigenlijk zo goed als alleen. Eerlijk gezegd vind ik het niet erg. Ik geniet massaal van de rust en stilte.
Het duurt ook niet lang voor ik de instructeur kwijt ben. Geen paniek, de duiksite is niet groot. Ik doe zoals ik ben geleerd en start de verliesprocedure. Ik kijk eerst eens goed om me heen of ik geen luchtbellen of ander teken van de instructeur zie. Een drietal meter hoger draai ik nog een paar keer rond mijn as en speur ik de omgeving nauwkeurig af. Zonder resultaat. Eigenlijk zou ik nu helemaal naar de oppervlakte moeten gaan en wachten tot ook hij bovenkomt om dan samen de duik terug verder te zetten. Alleen twijfel ik sterk of hij dit wel zal doen. Ik ben bijna zeker dat hij zodanig druk bezig is dat hij mijn afwezigheid zelf nog nooit heeft opgemerkt. Ik analyseer even de situatie en besluit de regels te negeren. We zijn nog maar twintig minuten weg, ik heb nog meer dan lucht genoeg, er is zo goed als geen stroming en de zichtbaarheid is perfect. Foert, ik duik verder!
Een uur later en een mooie duik rijker, kom ik boven en zie de instructeur zitten. Ik vraag hem of hij al lang op me aan het wachten is waarop hij me vertelt dat hij zelf ook nog maar net boven is. Mijn beslissing was blijkbaar terecht!
De tweede duik gebeurt in een baai van het eiland. Hier doen de beginners hun doopduik. Met een maximum van tien meter zou dit een perfecte plaats voor hen moeten zijn. De instructeur zegt dat hij met hen zal bezig zijn. Hij stelt voor dat ik alleen de baai wat verken en als ik wil kan ik dan later bij hen aansluiten. Ik stel me geen vragen en laat me in het water vallen. Al redelijk snel merk ik dat er hier toch een ferme stroming van de golven staat. Rare keuze om een doopduik te doen. Het zou in België niet gebeuren… Grootse zaken zijn hier niet te zien op deze duikplek. Mijn gehoopte otter of zeeleeuw laat zich jammer genoeg niet zien. Ik concentreer me dan maar op het kleine leven, waaronder een paarse krab die naarstig aan het eten is. Verder speel ik wat tussen de heen en weer zwalpende kelkbossen en laat ik me met de stroming leiden doorheen en tussen de rotsen van de baai. Geen topduik maar het motto van menig duiker is dan ook: ‘de enigste slechte duik is een gemiste duik…’.
Helaas geen potvissen, zeeleeuwen, otters of pinguïns gezien onder water. We hebben wel een rijkdom ervaren die met geen geld te betalen valt: prachtige natuur, een hechte familie en een ietwat vreemde maar geniale man met een groots hart en een verwarmende gastvrijheid. Met pijn in het hart moeten we door, onze deadline om het vliegtuig in Buenos Aires naar Patagonië (El Calafate) komt erg snel dichterbij. Doggui omhelst ons vaarwel en verzekert dat we altijd welkom zijn in z’n thuis. Ons thuis want slechts na één nacht voelt het zo een beetje aan. Chilenen, wat een warm volk!
J.