Reisverhaal «Sleeping with the Jaguar - Part II»
Het jaar van de zomer: deel 1
|
Bolivië
|
0 Reacties
14 Mei 2008
-
Laatste Aanpassing 19 Februari 2011

Vanwege het risico op slangen wachten we tot het licht is om de boel hier te verkennen. We krijgen een pracht van een ara te zien. Een familie van een of andere katachtige heeft ons te laat opgemerkt en zo´n kans laat Darwin niet voorbij gaan. Hij geeft de richting aan naar waar we moeten kijken. "Jullie hebben echt veel geluk" zegt hij. Nou ik denk dat we vooral veel geluk hebben met onze gids. Hoe hij al deze beestjes weet te vinden is me een raadsel. Deze jongen is één met de natuur. En hij houdt ervan. Zelfs een spinnenweb wordt met veel respect benaderd. Indien mogelijk ontwijken we het en als het niet anders kan zal hij voorzichtig met zijn machete het web wat opzij plooien zonder het helemaal te moeten vernielen.
Grote lianen hebben zich vast geknoopt meters hoog in een immense boom. Het gaat hier steil bergaf. Perfect dus om een tarzansprong te wagen. Even later schrikken de dieren van de Madidi jungle. Johnny Weissmuller is uit de doden herrezen en vier verschillende versies van zijn beroemde kreet doen het dichte bladerdek trillen. Het is tijd om naar onze volgende kampplaats te trekken. Het pad wordt smaller, het woud dichter. Primair regenwoud met gigantische bomen van honderden jaren oud. Voor de indianen zijn ze heilig en worden ze bewoond door de geesten van het woud. We staan tussen de enorme wortels die op de plaats waar ze aanhechten aan de stam, ver boven onze hoofden reiken. Omdat in de jungle de vruchtbare onderlaag erg dun is penetreren de wortels de aarde eerder in de breedte dan in de diepte. Als enorme anaconda´s zoeken ze al kronkelend hun weg op zoek naar vers levenssap. Sommige zijn dieprood van kleur. Jammer dat er jaarlijks miljoenen van deze wonderen der natuur als bangkirai ligstoeltje of terrasplank eindigen in een of andere Europese tuin... Sommige bomen proberen zich te beschermen tegen de kettingzagen, staan vol met vlijmscherpe dikke dorens en zijn zo giftig als de pest. Maar zelfs deze moeten eraan geloven wanneer de houthakkers in speciale pakken in enkele minuten tijd de giganten onderuit halen. Gelukkig valt het hier nog een beetje mee en mogen wij eerbiedig van hun schoonheid genieten.
 |
 |
Darwin toont ons hoe gul de jungle kan zijn en kapt een stuk liaan van ongeveer twee meter af. 'Uña de gato' en makkelijk te herkennen aan de vlijmscherpe gebogen 'kattenklauwen' aan de onderkant. We houden de liaan vertikaal en het lekkere frisse sap vloeit rijkelijk. We kunnen er makkelijk met drie van drinken. Nadien maakt onze gids een geul en bedekt een deel van het stuk hout met aarde. Zo zal de plant heel vlug nieuwe wortels maken en kan hij een nieuw leven beginnen.
Heel wat uurtjes later en na een serieuze klim komen we hoog boven op een rotswand terecht waar we een prachtig zicht hebben over de vallei van de Caquiahuara regio en de río Tuichi. Het is opletten geblazen. Eén misstap en je begint aan een vrije val van honderd meter, zoals die Israëlische jongen vorig jaar... Wat verderop zien we beneden ons een boom waarin roodgroene ara´s zijn samen gekomen. We kunnen het van hieruit niet zien maar in de rotswand onder ons wonen een kleine honderd ara´s (ooit waren het er veel meer) die van de holtes in de zandstenen rots hun nesten hebben gemaakt. Deze wand is beroemd en ook National Geographic heeft hierover een artikel en prachtige foto´s.
Rond het middaguur komen we aan op onze kampplaats. Aan de oever van een klein riviertje, kan de zon met enkele van haar stralen doorheen het bladerdek van de jungle priemen. Ons bed bestaat ook deze keer uit palmbladeren op de grond. Een laken beschermd ons voor wat van onderen komt en een muskietennet en plastiek zeil voor wat van boven komt. We zitten nog maar net of de eerste ´fans´ zijn er al. Kleine bijen die op de reuk van het zout afkomen.
Agressief zijn ze niet maar ze zijn wel met veel, heel veel. Op onze rugzak, onze schoenen, kleren, rondom ons hoofd, overal waar er zout is te vinden. Enkel met een hoed en muskietennet over je hoofd is het min of meer uit te houden. Het is tijd voor onze les "TO-J" (Technologische Opvoeding in de Jungle). Met wat de natuur ons te bieden heeft aan pitten en zaden maken we armbanden, kettingen en ringen. Niet zo eenvoudig met vrijwel geen werktuigen en honderden bijen met een zoutverslaving rondom je hoofd. Ik kijk wat rond en maak een kleine wandeling in de buurt. ´k Loop, gelukkig niet te hard, tegen een nest agressieve wespen aan en vind in het geelbruine slib aan de oever de voetsporen van tapir en jaguar. Wanneer de avond valt verdwijnen ook de bijen. We eten pasta en praten met Darwin en Wilmar over de dieren van het Madidi park. We trekken terug de nachtelijke jungle in, lopen langs en door het kleine riviertje en zetten ons op een ministrandje. Doorheen een opening in het bladerdek kijken we naar de miljoenen sterren en dromen weg bij het zien van het Zuiderkruis. We kruipen onder ons muskietennet, proberen de jeuk wat te verzachten met een zalfje en luisteren naar al die geluiden om ons heen. Aangezien we vlakbij een drinkplaats liggen is het geluidengamma heel divers en dichtbij...

Rond 6u begint voor ons de nieuwe dag. Doorheen een waas van mistige ochtendnevel klimmen we terug omhoog. Een familie aapjes hoog boven ons is ook al wakker. We zetten ons boven op de rotswand en wachten tot de zon doorheen de mist breekt. Enkele ara´s zitten hoog in de boom. Een koppeltje zoent en knuffelt in een gordijn van lichtgrijze nevel die langzaam gevuld wordt met het mystieke ochtendlicht. De zon kan niet tijdig doorbreken waardoor we het gezamenlijke vertrek van de ara´s moeten missen. Maar we zijn al bijzonder dankbaar om het voorrecht, hier op deze plaats, het ontwaken van de magische jungle, te mogen beleven. Darwin haalt wat zand weg aan de voet van een boom. Op de wortels zit hier en daar een gomachtige substantie. We krijgen er een stukje van. "Om vuur te maken in moeilijke omstandigheden of om de muggen op afstand te houden" legt hij ons uit.
Op de terugweg die ochtend, nog meer aapjes en ara´s aan hun ontbijttafel hoog in de boomtoppen. Zien eten doet eten, en ook wij gaan aan tafel.
We meten de betenschade op. Ze hebben ons goed te pakken gekregen maar Anita is zonder twijfel de winnares. Haar benen en lichaam is bezaaid met rode stippen waarrond een witte aura is waar te nemen. Ik laat de mijne aan Darwin zien. "Auch, vlooien" zegt hij... We pakken ons boeltje en stappen naar een uitkijkpunt vanwaar we de ara's en hun nesten in de rotswand kunnen bewonderen. Het rood van hun vleugels schittert tegen de diepblauwe hemel. Ara's in volle vlucht, het is onbeschrijflijk mooi. Tijd om wat te werken en we zoeken hout voor onze raft. Uiteraard vellen we geen levende bomen maar zoeken dood balsa hout. Jeroen en ik dragen met ons twee één stam.
Darwin doet hetzelfde op zijn eentje. Tjonge wat zijn die gasten toch sterk! We dragen al het materiaal naar de rivier en beginnen aan de bouw. Wanneer de raft rivierwaardig is gaan we er met ons vijven plus bagage op en beginnen aan onze tocht. Het vlot brengt ons vlot naar onze volgende kampplaats. Ook hier moeten palmbladeren als onderlaag volstaan. Na de siësta gaan we terug de jungle in, die aan deze kant van de rivier net iets anders is. Een familie brulapen laat zich even zien en een beetje indiscreet eigenlijk zijn we getuige van het paringsritueel van twee landschildpadden. Ik weet niet of het van genot is of van de zware inspanning dat paren met twee schilden vraagt, maar het mannetje kreunt en zucht dat het geen naam heeft. Na het eten zitten we nog wat na te praten. Darwin en Wilmar vertellen verhalen over het woud en zijn bewoners, de indianen. Heel diep in het Madidi park, tegen de grens met Peru leven nog indianen die absoluut geen contact hebben met de "beschaving". Bijna nooit krijgt men ze te zien en als het toch tot een confrontatie komt is het erg gevaarlijk. Als ik vraag waar Darwin al zijn kennis heeft opgedaan vertelt hij ons dat hij drie jaar bij Chimán indianen heeft gewoond in Pilón Lajas. In diverse communities leven indianenfamilies traditioneel en zeer zelfbewust zoals hun ouders en grootouders het honderden jaren voor hen al deden. Bezoekers komen er vrijwel nooit. Erg interessant allemaal en in mijn hoofd ontkiemt een plan dat later de meest bijzondere en intense intermenselijke beleving zal worden van onze reis (tot nog toe). "Kunnen we ze samen met jouw bezoeken" vraag ik hem. "Misschien wel" antwoord hij. "Je praat best eens met Don Leo." Het is een bijzondere avond en perfect voor een caipirinha. We halen het suikerrietsap van enkele dagen geleden boven en samen met de alcohol en verse limoen wordt het een drankje uit de duizend. "Dit zou onze vriendin Klaar moeten kunnen proeven" zeggen we nog. "Ze zou het ten zeerste weten te waarderen." Vooral het drankje, de kleine kruipbeestjes waarschijnlijk iets minder.
We drinken en we lachen en met een gelukzalige glimlach kruipen we onder ons muskietennet. De hoeveelheid alcohol is echter onvoldoende om 's nachts de beten en jeuk niet te voelen...
Voor zonsopgang zijn we terug op pad. De familie brulapen wil ons hier niet en begint aan hun verwijdertechniek. Plan A, gooi met takken naar de indringers. Ze zijn er nog? Dan plan B. Ledig je blaas en mik naar hun hoofden. Aha, ze zijn koppig. Plan C. Schakel over op de grote boodschap en laat vallen die drollen. En het werkt, we druipen af. We ontmoeten terug een groep chanchos die met luid tandengeklapper, geknor en hoefgetrappel de jungle invluchten. Plots rent Darwin naar de bijna droge rivierbedding. Hij heeft nog iets gehoord. In hun haast om te ontkomen hebben de varkens een klein biggetje vertrappeld. Het arme diertje leeft nog, maar zijn oogjes zijn al flets. Hier is geen redding meer mogelijk. "Wat doen we?" vraagt Darwin. Ik zeg hem dat we het diertje uit zijn lijden moeten verlossen en met tranen in zijn ogen neemt hij zijn machete en gaat weg met het diertje. "Ik heb het begraven" zegt hij "zodat de gieren er niet bij kunnen en zijn geest rust mag vinden."
Na het ontbijt is het tijd om te gaan. Met ons vlot varen we tot bij het eerste kamp. We rusten nog wat, maken armbandjes en gaan dan een boompje planten. Darwin heeft voor ieder van ons een boompje mee van een soort die hier intensief is gekapt en zeldzaam is geworden. We zoeken een goed plaatsje en planten ons boompje. Boompje 51. We wensen het een goede groei. Goed geluk ook voor de jungle en de mensen van de jungle. Buena suerte a Madidi, buena suerte a todos!
